Villa Sandenhoef door H.A.J. Baanders
10/02/2017 door Esther de Haan
Verbeelding van het huiselijk leven en het buitenleven
Villa Sandenhoef ligt in het villapark Kweekduin in Overveen en werd, zoals de jaartalankers op de voorgevel bevestigen, gebouwd in 1915 voor de familie Mollinger en ontworpen door het bekende Amsterdamse architectenbureau Baanders. Het woonhuis heeft met de overkragende rieten kap, de golvende windveren, de luiken en de uit een boven- en onderdeel bestaande voordeur een landelijke uitstraling; het geheel roept associaties op met een boerderij. De ambachtelijke baksteenarchitectuur van de gevels verraadt echter ook invloed van de Amsterdamse School. De voor- en achtergevel hebben een strenge, symmetrische opbouw die doet denken aan een traditionele boerderij. De hoog opgemetselde schoorstenen in de dakvlakken van de zijgevels versterken de symmetrie. In het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw is de villa door de toenmalige bewoners gemoderniseerd. Enkele jaren later hebben opnieuw twee verbouwingen plaatsgevonden; een in 1936 waarbij een garage met rieten kap in de tuin verrees en een in 1939 waarbij de veranda is dichtgemetseld en bij het huis getrokken. Ondanks deze modernisering en verbouwingen heeft het interieur de vroegere indeling grotendeels behouden en bevat het nog een aantal bijzondere elementen uit de bouwtijd. De villa heeft een uniek en speciaal voor het huis ontworpen decoratieprogramma in glas en lood, vervaardigd door de bekende Haarlemse glazenier Willem Bogtman. In het archief van het architectenbureau Baanders zijn bovendien bijzondere ontwerpdocumenten met betrekking tot onder andere de interieurafwerking van Sandenhoef aangetroffen.
Sandenhoef en de Kweekduinen
De naam Sandenhoef dateert waarschijnlijk uit het einde van de 16de eeuw toen op de gronden van de Kweekduinen een oude hofstede lag, ‘De Sandenhoeff’, eigendom van het geslacht Van Schagen en Van Wassenaer. In de 17de eeuw maakte de hofstede deel uit van de duingronden van Elswout, eigendom van Joan van Marcelis. In de loop van de 18de eeuw vond een verfraaiing tot lusthof plaats en werd Sandenhoeff zomerverblijf van het echtpaar Backer-Bicker. Rond 1800 droeg de toenmalige eigenaar Van de Poll de nog niet in cultuur gebrachte duingronden van de Kweekduinen met daarop de buitenplaats Sandenhoeff over aan Willem Borski I, zodat de buitenplaats weer deel uit ging maken van landgoed Elswout.(1) Eind 19de eeuw werden de Kweekduinen door de weduwe D. Van der Vliet-Borski verkocht aan de NV Binnenlandsche Exploitatiemaatschappij van Onroerende Goederen, de opdrachtgever van de aanleg van het villapark Kweekduin.(2) De landschapsarchitect Leonard Springer (1855-1940), die meerdere villaparken in Kennemerland zou ontwerpen, adviseerde de Maatschappij tot de aankoop van de Kweekduinen en kreeg in 1898-1899 van de Maatschappij opdracht het villapark vorm te geven. Kweekduin is daarmee, naast het Bloemendaals Park en het Park Duin en Daal, een van de oudste villaparken van Zuid-Kennemerland. Het villapark ligt op een duinhelling tussen de spoorlijn Haarlem-Zandvoort en de buitenplaats Lindenheuvel. Het bestaande oude duinlandschap werd door Springer optimaal gebruikt bij de aanleg van dit villapark waarbij hij de straten overwegend noord-zuid liet lopen, dat wil zeggen in de richting van de duinenrijen. Naast het wegenplan bepaalde Springer ook de landschappelijke inrichting van het park en ontwierp hij enkele tuinen voor de huizen die tegen de opgaande duinen werden gebouwd. Villa Sandenhoef, vernoemd naar de oude buitenplaats, werd door H.A.J. Baanders langs een van deze straten ontworpen. Mogelijk werd de tuin die bij het huis in 1915 werd aangelegd vormgegeven door tuinarchitect Dirk F. Tersteeg, waarover later meer.(7)
Bouwheer en bewoners
Het echtpaar Mollinger, daarvoor woonachtig in Arnhem, gaf rond 1915 de Amsterdamse architect H.A.J. Baanders de opdracht voor het ontwerp en de bouw van villa Sandenhoef. Frederik Mollinger, geboren in 1864 en assuradeur van beroep, was getrouwd met de in 1871 geboren Dina Hooijer uit 1871.(3) Het echtpaar had één dochter, Jenny; gedrieën verhuisden zij in 1915 vanuit Arnhem naar Overveen en betrokken daar hun nieuwe villa. Het is niet bekend om welke reden het gezin naar Kennemerland vertrok. Wellicht dat de nabijheid van Amsterdam, centrum van de financiële wereld, gunstig was voor Mollingers werkzaamheden als assuradeur. Frederik Mollinger overleed in 1928 in Rome en in 1929 verkocht zijn weduwe villa Sandenhoef; zij verliet Overveen en ging in Apeldoorn wonen.
Van 1930 tot 1934 werd de villa bewoond door de familie Barnouw. De heer Barnouw was particulier secretaris van de Deli Maatschappij. Voordat het gezin, dat uit Medan kwam met hun aldaar geboren dochter, de villa betrok lieten zij het sobere huis dat nogal ‘Spartaans’ was toen zij het kochten moderniseren en van extra centrale verwarming voorzien.(4) Vanaf 1934 tot 1961 is de villa bewoond geweest door Johannes Kakebeeke en zijn gezin. Kakebeeke was, net als zijn voorganger op Sandenhoef, werkzaam voor een koloniale handelsmaatschappij. Hij was onderdirecteur van de Handelsvereniging Amsterdam (HVA) die eind 1878 werd opgericht en uitgroeide tot een van de grootste koloniale ondernemingen ter wereld met tientallen bedrijven in Nederlands-Indië. Tot het overlijden van Kakebeeke in 1961 woonden zijn dochter Jenny Kakebeeke en schoonzoon J.C. Mesrope Sprenger, procuratiehouder, langere periodes bij hem in de villa. Mesrope Sprenger was evenals zijn schoonvader werkzaam in de koloniale handel, en reisde met zijn vrouw tussen 1947 en 1959 heen en weer tussen Indonesië en Overveen, waarbij het echtpaar tijdens het verblijf in Nederland op Sandenhoef woonde. Tot 1967 woonde er tevens een dienstbode in de villa. De huidige bewoners kochten de villa in 1988 en bewonen deze sindsdien.
Plattegrond
De villa Sandenhoef is op een rechthoekige plattegrond opgetrokken en bestaat uit een begane grond, een kapverdieping en een zolder. De villa is gedeeltelijk onderkelderd; in de kelder bevinden zich de vroegere kolenkelder, het aardappelhok en afsluitbare provisie- en wijnkasten.
De begane grond wordt door de in het midden geplaatste vestibule en hall met trappenhuis in een zuidelijk en noordelijk deel gesplitst. In het zuidelijke deel bevindt zich aan de straatzijde de woonkamer en aan de achterzijde de vroegere studeerkamer. Oorspronkelijk grensde deze ruimte aan een veranda, die zoals gezegd later is dichtgezet en bij de studeerkamer getrokken. De noordelijke vleugel bevat aan de straatzijde de eetkamer. Het noordwestelijke deel van de begane grond biedt plaats aan de keuken, dienkeuken en fietsenberging; via de dienkeuken is de eetkamer bereikbaar. De keuken met aangrenzende dienstruimtes en ingang naar de kelder is toegankelijk via een overloop onder het trappenhuis; hier bevindt zich tevens de wc-ruimte, een voor bewoners en een voor het dienstpersoneel.
De plattegrond van de verdieping lijkt op die van de begane grond; ook hier delen de in het midden geplaatste badkamer, de wc en de hall met trappenhuis de verdieping in tweeën. In de zuidelijke vleugel bevinden zich twee slaapkamers, waarvan een met balkon, en in de noordelijke vleugel bevindt zich aan de straatzijde de vroegere kamer van de dochter. In de noordoostelijke hoek, dus boven de keuken, bevond zich vroeger de logeerkamer, eveneens met balkon. De zolder, bereikbaar via het trappenhuis, bevat de voormalige dienstbodekamer, het onderkomen van de enige inwonende dienstbode die het gezin rijk was. Aan weerszijden van deze kamer bevinden zich twee bergruimtes onder het schuine dak. Opmerkelijk is dat in een van de bergingen een grote zinken lekbak staat, op de plattegrond aangegeven als reservoir. Het is mogelijk dat in deze berging gewassen en gemangeld werd; in een eerdere versie van de plattegronden zijn deze functies door Baanders op de zolder ingetekend.
Entree, vestibule, hall en trappenhuis
De entree op de begane grond is in het midden van de voorgevel geplaatst, onder een luifel met op de dragende balk de naam van het huis, ‘Sandenhoef’. De vestibule heeft een groene tegellambrisering met zwarte plint en biedt via dubbele klapdeuren toegang tot de ruime hall met trappenhuis. Getuige de in het Baanders-archief aangetroffen ingekleurde ontwerptekening van de verschillende in de villa toegepaste tegellambriseringen heeft Baanders de betegeling in de verschillende gebruiksruimtes van het huis zorgvuldig bedacht en in samenhang vormgegeven. Waarschijnlijk heeft hij deze tekening tevens gebruikt om het echtpaar Mollinger een indruk te geven van het door hem beoogde resultaat.
In de muren van de vestibule bevinden zich boogvormig beëindigde nissen met daarin garderobekasten. Ook de oude brievenbus is nog aanwezig. De vloeren van zowel de vestibule als de hall zijn afgewerkt met een zwart-wit geblokte tegelvloer. De hall, die toegang biedt tot alle andere ruimtes op de begane grond, is ruim opgezet. De hall en het trappenhuis vormen tevens een duidelijke scheiding tussen de woonvertrekken en de overwegend voor het personeel bestemde dienstvertrekken. Hoewel familie en personeel elkaar in 1915 regelmatig tegen het lijf zouden lopen via het enige trappenhuis dat de villa rijk is, werden de dienstvertrekken van het personeel duidelijk gescheiden van de woonvertrekken van het gezin. De fraai vormgegeven bordestrap leidt naar de verdieping en de zolder. Baanders maakte verschillende ontwerpen voor het trappenhuis. Uiteindelijk is gekozen voor een trappenhuis met trapstijlen in een slanke conische vorm met aan weerzijden twee houten bolletjes. Deze trapstijlen zijn overigens niet origineel; het zijn exacte replica’s van de oorspronkelijke trapstijlen.
Beide bordessen in het trappenhuis zijn voorzien van door Willem Bogtman vervaardigde glas-in-loodramen die uitkijken op de tuin. Door de lichtgele en zachtgroene tinten van het glas wordt het licht gefilterd en lijkt het alsof de kleuren van het groene gebladerte en het gele zonlicht worden versterkt. De ramen verbinden huis en tuin met elkaar. Het eerste bordes heeft een gebrandschilderd raam met daarop een zeer natuurgetrouwe voorstelling van een spinnenweb, met aan een draadje hangend de spin. De voorstelling is zo levensecht dat de spin: elk moment verder langs zijn draad omhoog kan kruipen naar de vlieg die in het web verstrikt is geraakt. Ook het tweede bordes heeft een door Bogtman gemaakt raam, ditmaal met een gestileerde voorstelling van twee elkaar toezingende leeuweriken. Met deze motieven wordt het leven buiten op subtiele wijze het huis binnengehaald. In het archief van Baanders bevindt zich een ontwerptekening van het glas-in-loodraam met de twee leeuweriken. Hoewel deze tekening veel overeenkomsten met het gerealiseerde raam vertoont, blijken er ook verschillen te zijn. Het was in deze periode niet ongebruikelijk dat de architect zelf het ontwerp voor glas in lood maakte. Op basis van zijn ontwerpschets vervaardigde de glazenier vervolgens een ontwerp op ware grootte dat dan als basis diende voor de productie van het raam. In het geval van villa Sandenhoef is het niet bekend of Baanders of Bogtman verantwoordelijk voor het ontwerp is geweest.
Eetkamer, zitkamer en studeerkamer
Baanders ontwierp voor de oostelijke wand van de eetkamer een rijkversierde en betegelde schouwpartij met een beeltenis van pauwen op de boezem en beelden op de consoles. De wand kreeg een paarse wandbespanning, aan de bovenzijde afgezet met een gesjabloneerde rand van vliegende vogels. In de huidige situatie is de schouw en de wandafwerking verdwenen. De raampartijen van de eetkamer zijn ingekaderd door vaste kasten met glazen deuren met kruisroeden. Onder het noordelijke raam bevindt zich een vaste houten zitbank. In het merendeel van de woon- en slaapvertrekken heeft Baanders deze door kasten geflankeerde zitbanken laten terugkomen. Zij creëren door hun verdiepte plaatsing enige intimiteit en nodigen de bewoners uit neer te strijken en uit te kijken over de tuin en het omringende landschap.
Zowel de eetkamer, de zitkamer als de studeerkamer hebben in de bovenlichten van de ramen een serie glas-in-loodramen met daarop door Bogtman vervaardigde gebrandschilderde voorstellingen die verwijzen naar de oorspronkelijke functies van de ruimtes. De afbeeldingen zijn aangebracht in het middelste ruitvormige deel van het bovenlicht en hebben een sterk grafisch karakter. Bijzonder is dat Bogtman voor de grovere lijnen en contouren de loodstrippen zelf gebruikte en dat hij voor de fijnere invulling en details met penseel en verf werkte. De voorstellingen in de eetkamer tonen verschillende etenswaren en dranken: vissen, een theepot, een wijnkaraf, gebraden kip en een fruitschaal.
De zitkamer heeft in de bovenlichten zowel symbolische als dagelijkse voorstellingen van het leven binnen en buiten: een poes, kabouters en bloemen maar ook een stapel boeken met daarop een doodshoofd (een bekend vanitas-symbool) en een uil als symbool van wijsheid. Een van de ontbrekende bovenlichten, met een voorstelling van een poes, is later in opdracht van de huidige bewoners, bij atelier Bogtman nagemaakt en vervolgens weer geplaatst. Tegen de oostelijke wand van de zitkamer is een fraai ontworpen schouw geplaatst; de enige schouw van het huis die de tijd ongeschonden heeft doorstaan. De schouw is opgetrokken uit deels baksteen en deels natuursteen. Een stenen gebeeldhouwde eekhoorn omlijst door uit hout gesneden ornamenten van eikels en kastanjes pronkt boven de haardopening en verwijst naar de natuur. De schouw wordt geflankeerd door een tweetal open houten kasten. In de haardopening is een met krullende ijzers geornamenteerde vuurkorf geplaatst.
De zitkamer en de op het oosten gelegen studeerkamer zijn door een deur met elkaar verbonden. Deze laatste kamer is door de samenvoeging met de vroegere veranda nu bijna twee keer zo groot als oorspronkelijk door Baanders gedacht. Uit tekeningen uit het archief van Baanders blijkt dat hij voor deze kamer verschillende schouwpartijen heeft ontworpen. Een historische foto laat zien dat uiteindelijk is gekozen voor een schouw met een groot stenen familiewapen op de schouwboezem, hoogstwaarschijnlijk het familiewapen van de bouwheer Mollinger, geflankeerd door twee wandlampen in art deco-stijl. Waarschijnlijk betreft het hier een ouder familiewapen dat door de bewoners is meegenomen uit een vorig woonhuis. Nu resteert alleen nog de bakstenen ombouw van deze schouw; het familiewapen is verdwenen. Ook in de studeerkamer weerspiegelen de glas-in-loodbovenlichten van Bogtman het gebruik van de kamer. Voorstellingen van muziekinstrumenten, bladmuziek en een spinnenwiel symboliseren verstrooiing, studie en nijverheid voor de gezinsleden.
Willem Bogtman
Willem Bogtman (1882-1955) was de jongste zoon van de Bergense huis-en rijtuigschilder Albert Bogtman.(5) Willem Bogtman begon zijn carrière als decoratie- en interieurschilder bij een Amsterdamse huisschilder. In de avonduren nam hij schilderlessen bij professor August Allebé aan de Rijksacademie voor Beeldende kunsten in Amsterdam. Bogtman is zijn hele leven blijven schilderen en tekenen en net als Baanders hield ook Bogtman zich tussen 1910 en 1920 intensief met verschillende vormen van kunstnijverheid bezig zoals batikken.
In 1905 kreeg Bogtman een aanstelling als leraar tekenen, goudsmeden, behangen en stofferen aan de ambachtsschool te Haarlem. In 1912 beëindigde hij zijn werk aan de ambachtsschool en begon zijn eigen atelier voor glas in lood en gebrandschilderd glas aan de Schouwtjeslaan in Haarlem. Het vak van glazenier had hij zichzelf aangeleerd. Zijn doorbraak als glazenier kwam toen hij in 1915 het verzoek van de architect J. M. Van der Mey kreeg om de glazen overkapping te verzorgen van 106 vierkante meter glas in lood voor het nieuw te bouwen Scheepvaarthuis aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam. De opdrachten van vooral rederijen en scheepvaartondernemingen stroomden binnen en Bogtman verhuisde in 1917 naar het veel grotere atelier op de Zuider Emmakade 45. Het glas-in-loodatelier werd landelijk een begrip: Willem Bogtman ontwierp en vervaardigde glas-in-loodramen voor talloze woonhuizen, raadhuizen, bankgebouwen, fabrieken, scholen en kerken in Nederland. Er zijn meer dan 4500 ontwerpen van zijn hand bekend. Een aantal van zijn bekendste ontwerpen bevinden zich in de koepelkerk van Alkmaar, de Agnietenkapel in Amsterdam en in het Vredeskerkje in Bergen. Ook voorzag hij enkele synagoges van glas in lood met Bijbelse voorstellingen in art deco-stijl. In Zuid-Kennemerland decoreerde Bogtman vele woonhuizen met ramen in veelal Amsterdamse School en art deco-stijl. Bogtman, en later zijn kinderen en kleinkinderen, bleven eigenaar van het Haarlemse glazeniersbedrijf, tot het atelier enkele jaren geleden zijn deuren voorgoed sloot. De naam ‘Bogtman’ siert nog altijd de gevel van het pand aan de Zuider Emmakade.
Keuken en dienkeuken
De dienkeuken is door tussendeuren zowel met de eetkamer als de kookkeuken verbonden. Beide vertrekken hebben nog de oorspronkelijke vloeren met een zwart-wit geblokte betegeling. Vermeldenswaardig in de dienkeuken zijn het houten pannenrek en de verwarmingsradiator met warmhoudelement, beide uit de bouwtijd. Ook de vaste kasten met glazen deuren met kruisroeden en de aanrechtkastjes zijn oorspronkelijk. De dienkeuken heeft een betegeling met tegels in geblokt decor en afgezet met een gebloemde sierrand, die qua kleurstelling en decor goed passen bij de in de andere vertrekken toegepaste betegeling. Tussen de keuken en de centrale hall en onder het trappenhuis bevindt zich een overloopje met toegang tot de kelderruimte en het vroegere diensttoilet. Door het sluiten van de deur tussen de overloop en de centrale hall werden de dienstvertrekken onzichtbaar gemaakt voor de familie en hun gasten.
Verdieping
De verdieping heeft op de oorspronkelijke plattegrond drie slaapkamers, een logeerkamer, een badkamer en een wc. De kamer van dochter Jenny bevond zich in het noordwestelijke deel van de verdieping, terwijl de grootste slaapkamer in de zuidwestelijke hoek waarschijnlijk voor de ouders bestemd was. Dit maakt de derde op het zuidoosten gelegen slaapkamer wat functie betreft wat raadselachtig. Mogelijk gebruikte de vrouw des huizes deze ruimte als eigen slaapkamer of als boudoir. Op een eerdere niet gerealiseerde versie van het ontwerp van de plattegronden is op de verdieping een boudoir ingetekend; op de definitieve plattegronden is echter geen enkele ruimte als zodanig benoemd.
De kamer herbergt in elk geval de meest sprookjesachtige decoratie van het huis in de vorm van een door Bogtman vervaardigd glas-in-loodraam. Het raam toont een hemelsblauwe lucht waarin dikke roze-witte wolken en pinkelende sterren zijn te zien. In een hoek van het raam is een deel van een pannendak met schoorsteen zichtbaar. De buitenste rand bevat een herhalend motief van muzieknoten, met in de hoeken een Griekse lier. Het raam bevindt zich aan de oostelijke zijde van de kamer, pal boven de vroegere slaapplaats en kan door een aan de binnenzijde geplaatst luik worden afgesloten. De slaapplaats wordt links en rechts geflankeerd door vaste kasten en is boven een laag podium intiem vormgegeven als een open bedstede of een hemelbed. Aan de bovenzijde is een gedecoreerde houten lijst aangebracht.
De slaapkamer van de dochter heeft een slaapplaats die veel overeenkomsten vertoont met die van de hierboven besproken slaapkamer. Het bed heeft links en rechts een houten wand en wordt aan de bovenkant afgesloten door een verlaagd plafond met een versierde lijst. Ook de zich naast de slaapplaats bevindende wasgelegenheid en slaapkamerdeur zijn voorzien van een verlaging met gedecoreerde lijst, waardoor de ruimte een extra intiem karakter krijgt. Net als op de begane grond zijn aan weerszijden van het raam ingebouwde kasten ontworpen met ruitjes in een lijn met de ramen. Daartussen bevindt zich een houten bank. De kamer heeft een eenvoudige bakstenen schouw. Op de schouwboezem zijn drie cloisonné-tegeltjes aangebracht, voorstellende twee pauwen, een visser met hengel aan de waterkant, en helemaal boven, een uil. Op de ontwerptekening van de schouw is te zien dat Baanders de locatie van de drie tegeltjes, als kleine vierkante uitsparingen in het stuuk, precies heeft ingetekend. Wellicht dat de dochter van de bouwheer, voor wie de kamer immers was bestemd, zelf de drie tegels, met een voorstelling naar keuze, mocht uitzoeken.
Architecten bureau Baanders
De firma Baanders was een landelijk bekend architectenbureau toen Herman A.J. Baanders (1876-1953) de opdracht voor de bouw van Sandenhoef aanvaardde.(6) Herman Baanders werkte samen met zijn broer Jan Baanders (1884-1966) op het Amsterdamse bureau van hun vader van wie zij het vak hadden geleerd. Zij werkten na het overlijden van hun vader in 1909 samen als medefirmanten. De gebroeders Baanders ontwierpen villa’s in verschillende stijlen maar het merendeel van hun ontwerpen heeft kenmerken van de architectuur van de Amsterdamse School. Zij ontwierpen door heel Nederland; enkele van hun bekendste ontwerpen zijn het Amsterdams Lyceum uit 1917-1918 en het meer modernistische Blauwe Paviljoen in het Vondelpark uit 1936. In de gemeente Bloemendaal ontwierpen zij over het algemeen in overeenstemming met de heersende smaak van de gegoede burgerij aan het begin van de 20ste eeuw: sobere en traditionele huizen met een hoge rieten kap en een landelijke uitstraling. Naast Sandenhoef ontwierp de firma Baanders in villapark Kweekduin meerdere villa’s. Voor Sandenhoef maakte Herman Baanders overigens twee eerdere ontwerpen, die blijkbaar niet voldoende in de smaak van de Mollingers vielen.
Herman Baanders was een veelzijdig man die, zoals zijn ontwerp voor villa Sandenhoef illustreert, naast architectuur een grote belangstelling had voor interieur- en meubelontwerp en voor verschillende vormen van kunstnijverheid. Hij was onder meer een enthousiast amateurbatikker en verrichtte rond 1900 in Haarlem in het laboratorium van het Koloniaal Instituut onderzoek naar de batiktechnieken uit Oost-Indonesië waar men door de koloniale relatie kennis mee had gemaakt. Het Koloniaal Museum, de voorloper van het Amsterdamse Koninklijk Instituut voor de Tropen, was toentertijd gevestigd in buitenplaats Welgelegen in Haarlem en beschikte over een laboratorium waar jonge batikkers onderzoek deden naar grondstoffen en verven. Herman Baanders was initiatiefnemer van dit onderzoek en dankzij proeven met verven en wassoorten en het publiceren van onderzoeksresultaten heeft het Koloniaal Museum de basis gelegd voor een nieuw tak van Nederlandse kunstnijverheid.(7) De school voor Kunstnijverheid in Haarlem nam het vak batikken op in het lesprogramma en de Haarlemse batiks vonden hun verspreiding vooral via de Amsterdamse kunst- en kunstnijverheidszaak ’t Binnenhuis.(8)
Tuinarchitect Tersteeg
Dirk F. Tersteeg (1876-1942), de ontwerper van een tuin voor villa Sandenhoef, is de belangrijkste representant van de Nieuwe- of Architectonische Tuinstijl die in het begin van de 20ste eeuw in opkomst was.(9) Deze tuinstijl kenmerkt zich door het uitgangspunt dat het ontwerp, het materiaal en de ornamentiek in de tuin een voortzetting vormen van de architectuur van het huis. De tuinen zijn als het ware naar binnen, op het huis gericht.
Padenstructuren werden hoofdzakelijk in symmetrische vormen ontworpen. Gemetselde muurtjes en terrassen, geplaveide paden, grasparterres, waterbassins van metselwerk of van lokale steensoorten die in de architectuur van het huis werden verwerkt, terrastrappen en bloembakken zijn alle kenmerkend voor deze tuinstijl. Pergola’s en tuinhuizen completeren het geheel. Tersteeg ontwierp tuinen in deze voor hem typerende stijl door heel Nederland en een aanzienlijk aantal in Zuid-Kennemerland. Een van zijn bekendste tuinen in Zuid-Kennemerland die nog in oorspronkelijke staat is, ontwierp hij in 1917 voor Villa Saxenburg in Bloemendaal. Op de schets die Tersteeg in 1915 voor de tuin van Sandenhoef maakte zien we hoe ook dit ontwerp een voorbeeld van de architectonische tuinstijl is.(10) Tersteeg ontwierp lage geometrische heggen langs een met bakstenen geplaveid pad dat in een kaarsrechte lijn naar het huis leidt. Hij bedacht halfronde gemetselde bloemperken en bloembakken die de terrassen om het huis afsloten, waardoor deze terrassen tot buitenkamers van het huis werden. Verder weg van het huis tekende Tersteeg losse bossages en glooiende borders met beplantingen.
Alhoewel bekend is dat Tersteeg vaak in samenspraak met de architect van het huis een tuin ontwierp, is het onbekend of Baanders en Tersteeg overleg over de samenhang tussen huis en tuin hebben gehad. Evenmin weten we of deze schets voor de tuin ooit zo is uitgevoerd.(10) Achter in tuin ligt nog een kleine, steile heuvel ommuurd door gestapelde flagstones en voorzien van flagstones als traptreden die naar de top van de heuvel leiden. Op een historische foto uit 1915 is een dergelijke heuvel in de achterste hoek van de tuin te zien. Of deze heuvel wellicht een restant van Tersteegs aanleg uit 1915 is, zal tuin- historisch onderzoek uit moeten wijzen.
Villa Sandenhoef in Overveen is een prachtig samenspel tussen de architectuur van Baanders en de glaskunst van Bogtman. Binnen en buiten werden door Baanders en Bogtman op subtiele wijze met elkaar verbonden. Baanders ontwierp een interieur van bescheiden kamers met door kasten en banken ingekaderde raampartijen die enerzijds een intieme sfeer creëren en anderzijds de aandacht naar de tuin buiten leiden. Bogtman maakte met de voorstellingen en symbolen in glas in lood een verbinding tussen het huiselijk leven binnen en het buitenleven. Als het ontwerp van Tersteeg destijds inderdaad gerealiseerd is maakten Tersteegs ‘groene kamers’ de verbinding tussen huis en buitenruimte compleet.
- M. Vrijland, Sandenhoeff, Jaarboek Haerlem, 1941, pp. 52-57.
- Carla S. Oldenburger-Ebbers, A.M. Backer, E. Blok; Gids voor de Nederlandse Tuin-en Landschapsarchitectuur, Deel West, Noord-Holland en Zuid-Holland, Rotterdam pp. 154-155.
- Gegevens over de bewoningsgeschiedenis van villa Sandenhoef werden ontleend aan de adresboekjes en gezinskaarten van de gemeente Bloemendaal, NHA Haarlem en aan informatie verstrekt door de huidige bewoners van Sandenhoef, (de heer en mevrouw Schippers), in januari 2017.
- Aldus mevrouw Nancy Barnaart in 2015, geciteerd in het dossier over de geschiedenis van villa Sandenhoef in het bezit van de familie Schippers.
- ‘Kunstnijverheid in de stijl van de Amsterdamse School en art deco uit de ateliers van de familie Bogtman.’, De familie Bogtman; Museum Kranenburgh Bergen, cahier 8, 1999.
- Vincent van Rossem, ‘Amsterdam 1900: H.H. Baanders (1849-1905), A.J. Baanders (1876-1953), J. Baanders (1884-1966); Binnenstad 226, februari 2008.
- ‘Nederlandse Batikkunst 1890-1930’, Textuur 33, 8e jaargang, november 1991, pp. 173-177; uitgave van het Nederlands Textielmuseum.
- Zie verder over ontwikkelingen van kunstnijverheid in Haarlem de inleiding bij het nog te verschijnen boek van de Stichting Historische Interieurs in Amsterdam over Zuid-Kennemerland.
- Zie over de Architectonische Tuinstijl noot 2, pp. 51-53 en C. Oldenburger-Ebbers, ‘Jongere Tuinkunst (1): Tuinarchitect Dirk Frederik Tersteeg (7.2.1876-5.12.1942) en zijn collectie zijn de bibliotheek van de Landbouwhogeschool’, Groen 41 (1985), nr.1. pp. 12-16.
- In de speciale collecties van Wageningen Universiteit waarin zich veel tuinontwerptekeningen van Tersteeg bevinden, kon een definitief ontwerp voor de tuin van villa Sandenhoef niet worden teruggevonden.