Villa Meentwijck door Karel De Bazel

31/10/2016 door Marlieke Damstra en Barbara Laan

deel Deel op Facebook Deel op Twitter Deel op LinkedIn Deel via e-mail

Vloermozaïeken in zwart-wit geblokt

 

Over de architect en meubelontwerper K.P.C. de Bazel (1869-1923) is meer geschreven dan over menig ander ontwerper uit zijn tijd. Toch is zijn werk nog steeds vrij onbekend bij het grote publiek, zeker als het gaat om zijn villa’s en landhuizen. Misschien komt dat wel doordat hij voornamelijk werkte voor een kleine, intellectuele elite of wellicht vanwege het moeilijk toegankelijke theosofische gedachtengoed dat hij huldigde.(1) Toch sluit zijn werk meer aan bij Nederlandse tradities in de woonhuisbouw in het algemeen en de interieurafwerking in het bijzonder dan vaak wordt gedacht, vooral zijn zwart-wit geblokte vloeren.(2)

 

Ook over villa Meentwijck in Bussum (1912) is al veel gepubliceerd. Daarbij ging de aandacht vooral uit naar de uit Amsterdam afkomstige theosoof H.N. de Fremery die de opdrachtgever was. En ook de fabelachtige collectie kreeg de nodige aandacht. Deze kreeg er pas lang na de dood van De Fremery haar plaats, maar past in het huis alsof het ervoor gebouwd is.(3)

 

In het Gooi komen wij verschillende huizen van Karel de Bazel tegen, wat niet verwonderlijk is gezien het feit dat hij er zelf woonde en kantoor hield aan de Meentweg, vlakbij de Hilversumse Meent aan de westkant van Bussum. In zijn eigen woonplaats, maar ook in andere plaatsen in het Gooi, waaronder Laren en Huizen, bouwde en verbouwde hij verscheidene huizen voor gelijkgezinden zoals De Fremery, voor collega kunstenaars zoals Jan Veth en het schildersechtpaar van Blaaderen, de schrijvers Frederik van Eden en Frans Coenen. Daarnaast bouwde hij ook voor de financiële elite uit Amsterdam, waaronder effectenmakelaar H.J. van Ogtrop, die in 1909 opdracht gaf om zijn huis aan de Herengracht in Amsterdam grondig onder handen te nemen.(4)

 

Het is interessant om de villa zelf ook eens onder de loep te nemen als de neerslag van een specifiek woonprogramma met het bijbehorende  materiaalgebruik, zeker gezien de rijkdom van het bewaard gebleven bureau-archief van De Bazel, waarin vloerontwerpen prominent aanwezig zijn.

 

Villa Meentwijck

De naam van het huis verwijst naar een stuk weidegrond dat in vroegere tijden toebehoorde aan de gemeenschap: een zogenaamde ‘meent’. De woorden Meent en Wijck staan gebeiteld in de bakstenen kolommen aan weerszijden van het pad dat voert naar de hoofdingang van het huis. Het bouwvolume van het huis is op het eerste gezicht symmetrisch van opzet, gespiegeld ten opzichte van de middenas, met de entree in het midden en daarboven een loggia, twee uitspringende paviljoens op de hoeken, twee dakkapellen en twee schoorstenen met daartussenin een opvallende dakruiter met klok en windwijzer. De uitkragende, rietgedekte kappen en de houten luiken verwijzen naar de lokale Gooise boerderijen en plattelandswoningen. De dienstvleugel rechts en de veranda links van het hoofdvolume (thans dichtgezet met glas) doorbreken de symmetrie onopvallend.

 

Ook de plattegrond is gebaseerd op een assenstelsel waarbij de hoofdas door het tochtportaal achter de voordeur, de erachter gelegen dwarsgeplaatste gang en de eetkamer loopt. De belangrijkste vertrekken ter weerszijden van deze as zijn gespiegeld: links de kinderkamer aan de voorkant en de huiskamer aan de achterzijde van het huis en rechts de keuken aan de voorkant van het huis en de studeerkamer aan de achterkant. Verschillende calques in het archief laten zien dat De Bazel varianten schetste van de organisatie van de vertrekken waarbij de kruiselings geplaatste assen en de dwars op de hoofdingang geplaatste gang van meet af aan richtinggevend waren. Het raster van vierkanten waarop de definitieve plattegronden zijn getekend ontstond pas in een later ontwerpstadium, met het doel de maten en verhoudingen van de kamers preciezer te definiëren en in het systeem te plaatsen.(5)

 

De Bazel ontwierp op basis van geometrische systemen van driehoeken of vierkanten om de verhoudingen van de onderdelen van het ontwerp te kunnen bepalen en op elkaar af te stemmen. Dit was niets nieuws maar in de ideologie van de theosofen had dit een symbolische betekenis. Universeel-mathematische principes zoals de geometrie stonden symbool voor een goddelijke wetmatigheid. Villa Meentwijck is ontworpen op een raster van vierkanten waarbij de modulemaat is afgeleid van de maat van de tegels die zijn gebruikt voor verschillende vloeren; de zwart-wit verdeling binnen een vierkant is de kleinste module.

 

Een nieuwe woning

Hendrik Nicolaas de Fremery (1867-1940) woonde sinds 1894 in het Gooi samen met zijn vrouw Anna Sara Maria Schimmel (1871-1935) met wie hij in dat jaar was getrouwd. Na bijna twintig jaar vonden zij het tijd voor een nieuwe woning, waarbij het oude huis werd gesloopt.

 

In het oude huis werden hun kinderen Frank (1898), Paul (1900) en Madelon (1904) geboren. In het bevolkingsregister zijn verder geen namen van dienstbodes of kindermeisjes teruggevonden, maar het is waarschijnlijk dat er wel inwonend personeel is geweest in het nieuwe huis. Na de bouw van villa Meentwijck zou het gezin nog tot 1921 in het Gooi blijven wonen, daarna vertrok het echtpaar om onbekende reden naar de Franse plaats Savoye Sallanches. Uiteindelijk overleed De Fremery in 1940 in Den Haag.

 

Villa Meentwijck heeft een rechthoekige plattegrond  en ligt met de lange (voor)zijde naar de straat aan de oostkant. De dienstvleugel aan de noordzijde (thans verbouwd) had een aparte dienstingang, keuken, bijkeuken met kolenhok en dienstbode-wc. Ook bevond zich hier een schuur en berghok. Het huis heeft een begane grond en een slaapverdieping met daarboven een zolder. Aan de achterzijde is de tuin bereikbaar via dubbele deuren met daarboven een royale loggia grenzend aan de ouderslaapkamer. Daar weer boven bevindt zich een behoorlijke dakkapel die de zolder verlicht.

 

In het grondplan zijn de woon- en dienstvertrekken min of meer gescheiden. Aan de zuidwestzijde zijn de woonvertrekken gegroepeerd met uitzicht op de tuin -, bestaande uit de huiskamer met verlaagde zit naast de haard, een zogenaamde ‘inglenook’, daarnaast de eetkamer en de studeerkamer. Tussen laatst genoemde vertrekken bevond zich nog een dienkamer met een doorgeefluik aan de zijde van de eetkamer. Deze dienkamer was toegankelijk vanuit de gang. Naast de dienkamer lag oorspronkelijk de studeerkamer: vermoedelijk wilde de opdrachtgever de studeerkamer liever aan de tuinzijde. Tegenwoordig is hier de keuken ondergebracht die zich eerst aan de voorzijde bevond. Aan de zuidoostkant lag de ruim opgezette kinderkamer met ingebouwde kasten en een grote haard. De muur tussen de kinderkamer en de daarachter gelegen huiskamer is later doorgebroken, waardoor een grote leefruimte is ontstaan.

 

De opdrachtgever

Hendrik Nicolaas de Fremery groeide op als burgemeesterszoon in Monster in de gemeente Zuid-Holland. Hij behoorde tot een welvarende protestantse familie waarvan de naam kan worden teruggevonden in de zogenaamde ‘Blauwe Boekjes’ ofwel Het Nederlands Patriciaat. Hieruit blijkt dat de familie oorspronkelijk uit Frankrijk kwam  en in de 16de eeuw is gevlucht omdat zij behoorde tot de hugenoten: eerst naar Aken en later in 1614 naar Nederland.(6)

 

In de 19de eeuw was de familie De Fremery actief in de koloniën van Nederlands-Indië. Hier kregen ooms en neven van Hendrik Nicolaas hoge functies in het bijzonder in de artillerie. Het lag in de lijn der verwachting dat ook Nicolaas een hoge positie in het leger zou gaan bekleden. Dit heeft hij korte tijd gedaan: toen in 1886 de dienstplicht werd ingevoerd  liet hij zich inschrijven bij de kanonniers. Hij klom zelfs op tot artillerieofficier in het Nederlandse leger, maar liet zich uiteindelijk in 1903 (op vijfendertigjarige leeftijd) eervol uit dienst ontslaan.(7)

 

De Fremery wijdde zich aan het spiritisme en de theosofie. Uit een advertentie in de Gooi- en Eemlander blijkt dat hij lezingen gaf over daarmee samenhangende onderwerpen, zoals: ‘Gedachtenoverdracht’ en ‘De tafeldans of beweging van voorwerpen zonder stoffelijke aanraking’. Deze lezingen hield hij voor de spiritische vereniging ‘Broederbond Harmonia’ in Utrecht. Daarnaast publiceerde De Fremery vanaf 1902 regelmatig in het tijdschrift Het Toekomstig Leven (1897-1920) en verscheen in 1910 het artikel ‘De actieve kant van ons droomleven’ in het literaire tijdschrift De Gids. Zijn bekendste boek is Een spiritischtsche levensbeschouwing (1907), waarin hij het verschil tussen het spiritisme en de theosofie behandelt.(8)

 

Hendrik maakte kennis met het spiritisme via zijn vrouw Anna. Zij was de dochter van de spiritist Hendrik Jan Schimmel (1823-1906), directeur van de Credietvereniging die in zijn vrije tijd boeken publiceerde en voor De Gids schreef. Het schijnt dat De Fremery in zijn jeugd de boeken van Schimmel veelvuldig heeft gelezen.(9) Het spiritisme was net als de theosofie onderdeel van de Theosophia en had als doel meer kennis over het hiernamaals te verwerven door te experimenteren met verschillende mediums die de geesten van overledenen oproepen.

 

De Fremery was maatschappelijk zeer actief en betrokken. Hij besteedde veel tijd aan vrijwilligerswerk en bestuursfuncties in het Gooi. Voor zijn vele werkzaamheden werd hij in 1935 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Deze onderscheiding kreeg hij vooral voor zijn verdiensten voor de Gooische Hoogere Burgerschool waar hij vijfentwintig jaar als voorzitter van het bestuur actief was. Daarnaast had hij zitting in de gemeenteraad en was hij voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Nederlandse protestantenbond.

 

Zwart-wit geblokt in marmer en keramiek

De zwart-wit geblokte tegelvloer in de gang van villa Meentwijck is op een aangename manier visueel dominant, net als de dambordvloeren op 17de-eeuwse Hollandse genreschilderijen. Er wordt wel gezegd dat de schilders deze vloeren vaak verwerkten in hun schilderijen omwille van de illusionistische voordelen bij de weergave van perspectief en ruimtelijkheid. Ook ontwerpers van vloerpatronen kenden uiteraard de indrukwekkende optische effecten van tegelvloeren waarbij patronen in contrasterende kleuren werden gebuikt. In de 17de en 18de eeuw ontwierpen Nederlandse architecten natuurstenen patroonvloeren volgens classicistische principes om harmonie te bereiken, waarbij de verhoudingensystemen werden ontleend aan de architectuur uit de klassieke Oudheid. Het patroon van de vloeren sloot aan op de geleding van de wanden (pilasters, deuren) en spiegelde zich aan het plafond wat de ruimte tot een driedimensionale eenheid maakte. Dit blijkt uit bewaard gebleven 17de– en 18de-eeuwse patroonvloeren en enkele spaarzaam bewaard gebleven ontwerptekeningen. Er zijn vloeren bekend die een combinatie vormen van grote witmarmeren tegels omgeven door stroken in zwart marmer, zoals in de vloer van de zaal van een voormalig, Amsterdams woonhuis uit 1661, thans Museum Ons’ Lieve heer op Solder; soms worden witmarmeren tegels gecombineerd met kleine vierkante tegels en cirkels. Ook worden zwart en wit gecombineerd met andere kleuren, zoals rood geaderd marmer in de vloer van de Burgerzaal in het stadhuis van Weesp door Jacob Otten Husly uit 1773. Classicistische voorbeeldboeken speelden een belangrijke rol bij de verspreiding van de motieven.(10) De Bazel toont in zijn vloerontwerpen een voorkeur voor dergelijke grote vierkante perken en stroken en ook kleine vierkante tegels en cirkels komen een aantal keren in zijn vloerontwerpen voor.

 

Kenmerkend voor de plattegrond van villa Meentwijck is de dwars op de hoofdas geplaatste gang. Het grondplan van deze gang heeft een uitgerekte H-vorm; de smalle gang verbreed zich aan beide uiteinden wat bijdraagt aan de afwisselende ruimtelijke ervaring in deze verkeersruimte die in open verbinding staat met het trappenhuis. Hoewel De Bazel deze ruimte aanduidt als ‘hall’ op de plattegrondtekening is het geen klassieke (vierkante) Engelse woonhall zoals deze zijn intrede had gedaan in het Nederlandse stads- en landhuis aan het begin van de 20ste eeuw.(11)

In Meentwijck maakt de tegelvloer van deze hall of gang deel uit van een groter geheel aan zwart-wit geblokte vloeren in het tochtportaal, de wc, de garderobe, het portaal achter de trap, de bijkeuken en aangrenzend een kast en de dienstbode-wc. De vloer van de gang laat het meest gecompliceerde patroon zien: een samenstel van vierkanten van aaneengesloten zwarte en witte tegels omgeven door een rand van kleinere tegels (een kwart van de maat van de grotere variant en dus de kleinste module). Deze rand meandert om het H-vormige grondvlak heen. Ter plaatse van de hoofdassen van de H-vorm zijn vier vierkanten met elkaar verbonden om de assen te benadrukken. De vestibule en de wc zijn betegeld in een eenvoudigere variant.

 

De tegels zijn parallel aan de omtrek van de vloer gelegd en gespiegeld op de assen van de H. De vloeren in het dienstgedeelte zijn nog eenvoudiger, ontworpen in dambordpatroon en diagonaal gelegd, waarbij de  keukenvloer grotere patronen heeft dan de dienstruimte achter de gang, de bijkeuken, de kolenkast en dienstbode-wc. Er is dus sprake van hiërarchie in het patroon.

 

In zijn woonhuizen gebruikte De Bazel een enkele keer marmeren tegels (bij voorbeeld in de serre van het huis van de familie Wertheim aan de Koninginneweg in Amsterdam uit 1910)(12), maar in de meeste gevallen waren dat witte en zwarte (of rode), hardgebakken keramische tegels van veel kleiner formaat: 13×13 centimeter. Toch lijken zijn ontwerpen qua patroon dermate veel op de illustere voorgangers uit de 17de en 18de eeuw dat hij deze zeker moet hebben gekend. De Bazel appelleerde met zijn ingewikkelde tegelvloerontwerpen in elk geval aan de Hollandse smaak voor zwart-wit geblokt.

 

Tegelvloeren in het Gooi

De module van het systeem waarop De Bazel de grondplannen en opstanden van zijn woonhuizen ontwierp zat opgesloten in zijn vloerontwerpen. Verschillende kenmerken van het grondplan, de vloerontwerpen en de bouwmaterialen van villa Meentwijck vinden we terug in eerdere ontwerpen van huizen in het Gooi. Dit blijkt uit fraaie tekeningen van vloermozaïeken voor zowel het interieur als het exterieur en minutieuze aanwijzingen voor het materiaalgebruik. Een vergelijking met andere woonhuizen van de architect geeft ons beter inzicht in de karakteristieke werkwijze van De Bazel die heel goed op de hoogte was van de regels van het classicisme in de bouw- en interieurkunst. Zijn zwart-wit geblokte tegelvloeren bleken een succes bij zijn opdrachtgevers en vonden overal toepassing. Opvallend daarbij is dat de ontwerpen steeds complexer werden.

 

In het archief bevinden zich tekeningen van de aanbouw van een zomerhuisje uit 1901 ergens aan de Parklaan in Bussum, uitgevoerd in 1903. De plattegrond is vergelijkbaar met die van Meentwijck (met als kenmerkend gegeven de uitgerekte H-vorm van de gang). De gang, vestibule en de portalen bij de deuren naar de kamers zijn allemaal betegeld in een patroon van vierkante zwarte en witte tegels; hier samengevoegd tot grote vierkanten met daarin een stervorm (bestaande uit twee kruiselings over elkaar gelegde vierkanten). De achthoekige ster is steeds aan vier zijden voorzien van een strook; samen vormen zij een kruis. Deze stroken liggen precies op de middenas van de deuren en vormen zo een verbinding met het ontwerp van de wandopstanden.(13)

 

Het eerste landhuis dat De Bazel in 1906 bouwde in het Gooi was De Maerle in Huizen voor de schilder Gerrit Willem van Blaaderen en zijn vrouw, de schilderes Riet van Blaaderen-Hoogendijk. Het werd direct beroemd doordat het werd opgenomen in het boek: Het moderne landhuis in Nederland uit 1916 en daardoor een veel besproken en veel nagevolgd voorbeeld werd van de zogeheten Gooise landhuisstijl, naar Engels voorbeeld aansluitend bij inheemse architectuur; in het Gooi bestond deze uit eenvoudige, rietgedekte boerderijen en plattelandswoningen.(14)

 

Maar de eerste zwart-wit geblokte tegelvloer die hij in het Gooi ontwierp voor de schilder en etser Jan Veth dateert al van eerder, namelijk uit 1902. De biograaf van Veth, de historicus Johan Huizinga, zou deze vloer beschrijven als ‘een opvallende, zwart-witte tegelvloer die bestond uit een grafisch spel van vierkanten en rechthoeken’.(15)

 

Het ontwerp voor de vloer van de hall van dit door De Bazel verbouwde huis Op den Akker aan de Parklaan in Bussum is uitgevoerd in zwarte en witte keramische tegels, gelegd in patronen met relatief grote velden bestaande uit vierkanten en rechthoeken opgebouwd uit rijen aaneengesloten tegels in zwart en wit. Het is nog een relatief eenvoudig ontwerp. Sommige tegels zijn overhoeks geplaatst wat zorgt voor een speels accent. Ook is het door De Bazel veel gebruikte motief van de achthoekige ster te herkennen. Verder ontwierp De Bazel in 1904 een nieuw atelier voor Jan Veth waar hij geregeld mensen ontving. De tegelvloer is ongetwijfeld onder kunstenaars en gelijkgestemden bekend geworden door de centrale rol die Veth speelde in het kunstenaarsleven in het algemeen en dat van de Nederlandse Etsclub in het bijzonder.

 

Het woonhuis voor de dames Pabst in Laren ontwierp De Bazel in 1911 met tegelvloeren in de hall en in de serre in een complex, diagonaal gelegd, patroon met grote en kleine, zwarte en witte vierkante tegels. In de keuken, badkamer en de wc hebben de vloeren een eenvoudiger dambordpatroon, uitgevoerd in zwart-wit en rood-wit. Ook van het tuinontwerp zijn diverse tekeningen bewaard gebleven. Het plaveisel van het terras bij de serre aan de achterkant van het huis sluit aan op het patroon van de vloer van de eetkamer binnen.

 

Zoals destijds gebruikelijk werden natuurstenen of keramische tegels gebruikt in verkeersruimtes, dienstvertrekken en sanitaire ruimtes zoals badkamers en wc’s. In een enkel geval ontwierp De Bazel een vloer in het relatief moderne materiaal caoutchouc, een natuurproduct geleverd door de rubberboom, dat door de modernisten zou worden gepopulariseerd in de vorm van rubberen vloeren en bekledingen van tafelbladen en werkbladen van dienmeubelen en dergelijke.(16) Een ander ‘modern’ materiaal dat daar heel erg op lijkt, maar dat iets harder is: guttapercha, beoogde De Bazel voor de bestrating van het plaatsje in het huis van de eerder genoemde effectenmakelaar H.J. van Ogtrop, die in 1909 opdracht gaf om zijn huis aan de Herengracht in Amsterdam grondig onder handen te nemen.(17)

 

Vloermozaïeken verbinden binnen en buiten

De vloeren van woonvertrekken daarentegen werden letterlijk in warmere materialen dan keramiek uitgevoerd, zoals houten planken vloeren en parketvloeren. Maar ontwerpen voor de vloeren van de buitenruimte om het huis heen: de bestrating, de tuinpaden, de terrassen en veranda’s liet hij bij voorkeur uitvoeren in steen. Het zal niet verbazen dat De Bazel ook deze vloeren op systeem ontwierp, maar niet eerder werd duidelijk hoe zorgvuldig hij de patronen voor buiten- en binnenvloeren op elkaar afstemde (zie het huis voor de dames Pabst uit 1911). Ook bij deze vloeren bepaalde hij de legrichting soms evenwijdig aan de muren en paden, dan weer op de diagonaal voor een optimale perspectivische werking.(18)

 

Op een tekening van plaveisel voor villa Meentwijck sluit de bestrating voor de veranda aan bij de zitkamer en die van de ‘stoep’ bij de eetkamer. Beide ontwerpen zijn gedacht in rode en gele klinkers die samen grote en kleinere vierkanten vormen; zowel de kopse kant als de strekkant van de stenen is gebruikt. Het ontwerp voor de legrichting is diagonaal. De diagonale legrichting van het parket in de eetkamer is ook te vinden in dit terras achter het huis. Het patroon van de tegelvloer in de hall herhaalt zich in het plaveisel op de veranda waar dit aansluit op de diagonaal gelegde parketvloer van de huiskamer. Later zou De Bazel gaan experimenteren met glas. Voor het gebouw van de Nederlandse Handelsmaatschappij ontwierp hij de schitterende vloer in de grote hal met glazen mozaiëksteentjes. Voor woonhuizen reserveerde hij dit materiaal voor buitenvloeren waar hij in een enkel geval glasmozaïeken voor ontwierp.(19)

 

Complex driedimensionaal spel

In totaal ongeveer 70 particuliere opdrachtgevers vroegen De Bazel om voor hen een huis te ontwerpen en altijd verzorgde De Bazel voor deze woonhuisinterieurs de afwerking van de vloeren, de wanden, de plafonds, de haarden, de vaste kasten en soms ook vaste zitmeubelen zoals bankjes en haardkisten. Slechts een twintigtal liet ook de inrichting door De Bazel ontwerpen of bestelde enkele meubels of ameublementen naar zijn ontwerp, soms ook lampen, tapijten en ander woningtextiel. Een voorbeeld is de eerder genoemde eetkamer aan de Herengracht voor het gezin Van Ogtrop uit 1909, waar als door een wonder ook de meeste meubelen en het vloerkleed bij de kamer bewaard bleven.(20)

 

De plafonds in veel van de onderzochte huizen zijn wel voorzien van houten balken die in het zicht zijn gelaten of van een verdeling in vakken, maar cassetten die een spiegeling vormen van het patroon van de vloer komen we maar een enkele keer tegen. In Meentwijck ontwierp De Bazel ook wandbetegelingen die aansloten op de vloerontwerpen. In een tekening afgegeven namens Karel de Bazel door A.C.A. Rotgans treffen we de exacte afmetingen en aantallen aan evenals de namen van de leveranciers (Van Ravesteyn in Utrecht en Tichelaar in Makkum), de plaats in het werk, de kleuren en de uit te voeren patronen. De wandbetegelingen van het tochtportaal (te leveren door Joost Thooft Labouchère in Delft), de badkamer en de dienkamer zijn evenals de schoorsteenbetegelingen in diverse vertrekken waaronder de zitkamer, de garderobe en de kamer van de ‘juffrouw’ in het overzicht meegenomen. Bij sommige van de wandtegels is er sprake van uitvoering in gekleurde tegels. In het tochtportaal zijn dat: randjes van 5×5 tegels in wit en geel op een zwarte plint van tegels van 13×13 en met een wit middenveld; in de dienkamer en de badkamer: crèmekleurige tegels van 13×13 met een randje van 5×5 tegels in crème en groen in dambordpatroon. Op de achterwanden van de schoorsteen in de kamer van de ‘juffrouw’ zien we: geelbruin en groene 5×5 tegels in dambordpatroon op een groene plint en op de achterwand van de schoorsteen in de grote slaapkamer: crème en groene 5×5 tegels die zijn aaneengesloten tot in elkaar geschreven vierkanten op een groene plint. Net als bij de vloerontwerpen valt hieruit af te leiden dat er hiërarchie werd aangebracht in het ontwerpniveau van de diverse vertrekken.

 

Voor villa Meentwijck ontwierp De Bazel geen meubelen of andere losse inrichtingselementen. Veel van zijn opdrachtgevers kozen voor een inrichting met antieke meubelen; in het geval van Meentwijck had de bouwheer een voorliefde voor houtbewerking en maakte behalve kleine sculpturen in hout, een aantal van zijn eigen meubelen zelf. Wel ontwierp De Bazel de terrassen buiten, het plaveisel en de tuinaanleg om het huis heen en schiep op die manier een eenheid tussen binnen en buiten.

 

Uit deze analyse van de interieurontwerpen blijkt dat De Bazel werkte conform de traditie in de Nederlandse bouwkunst om de uitvoering af te stemmen op de functie van de vertrekken, waarbij de koude en gemakkelijk schoon te houden tegelvloeren werden gereserveerd voor de ‘natte’ ruimtes, zoals het entreegebied, dienstruimtes en sanitaire ruimtes. In de woonvertrekken legde hij in de regel parketvloeren. Ook de buitenruimte om de huizen heen werd bij voorkeur in het ontwerp betrokken zodat een verbinding tussen binnen en buiten tot stand gebracht werd. Verder sloot De Bazel aan bij de conventie van nevenschikking in materiaalgebruik waarbij onderscheid werd gemaakt tussen luxere materialen in woonruimtes en eenvoudiger materialen in slaapkamers en dienstruimtes. Maar vooral het ontwerpniveau maakte daarbij op subtiele wijze duidelijk welke ruimtes belangrijker waren dan andere; de meest complexe grafische ontwerpen werden gereserveerd voor de meest representatieve ruimtes zoals de eetkamer van Van Ogtrop in Amsterdam en de tegelvloer in de hall van Meentwijck.

 

Noten

1. Een greep uit de publicaties: A.W. Reinink, K.P.C. de Bazel. Architect, Leiden 1965, F. de Miranda, K.P.C. de Bazel, Bouwkunst tussen Oost en West, Wassenaar 1977, F. van Burkom en M. Bax, ‘Lauweriks en Cuypers, een langdurig afscheid’, Jong Holland 5(1989), nr. 4, pp. 8-19, Y. Koopmans, ‘In het voetspoor van Pythagoras. Kosmische symboliek in de Nederlandse architectuur tussen 1900 en 1940’, Jong Holland 5 (1989) nr. 5, pp. 23-34, Y. Brentjens, K.P.C. de Bazel (1869-1923), Ontwerpen voor het interieur, Zwolle 2006, M. Bax, K.P.C. de Bazel (1869-1923), vormgever van een nieuwe wereld, Amersfoort 2008.

2. Dit huizenportret is een uitgebreide versie van een artikel dat zal verschijnen in het decembernummer van het tijdschrift Collect.

3. M. Bax, F. van Burkom, M. Groot et.al., Leven in een verzameling. Toegepaste kunst uit de collectie Meentwijck, 1890-1940, Laren-Zwolle 1999. Zie ook: F. van Burkom, Villa Meentwijck’ in: F. van Burkom, K. Gaillard, E. Koldeweij e.a. (red.), Leven in toen. Nederlands interieur in beeld, Amsterdam-Zwolle 2001, pp. 240-241.

4. Zie voor het huizenportret over het huis van Van Ogtrop en blogs over het huis van het echtpaar Van Blaaderen en Coenen elders op deze website. Zie voor de bouwgeschiedenis, het ontwerpen op systeem en het werken met modules in verband met Meentwijck: M. Bax, ‘Evenwichtsoefeningen op de dakrand. De bouwgeschiedenis van villa Meentwijck’ in: Bax 1999 (zie noot 3), pp. 47-54.

5. Zie voor de bouwgeschiedenis, het ontwerpen op systeem en het werken met modules in verband met Meentwijck: Marty Bax (zie noot 4), pp. 47-54.

6. Nederland’s Patriciaat 33 (1947), p. 135.

7. Nederland’s Patriciaat 33 (1947), p. 152.

8. Marty Bax (zie noot 4), p. 49.

9. Marty Bax (zie noot 4), p. 49.

10. I. Groeneveld, ‘Husly’s kunstige vloerontwerp en bestek voor de Burgerzaal van het stadhuis te Weesp (1773)’ in: Over de vloer, met voeten getreden erfgoed, Zeist/Amersfoort-Zwolle 2008, pp. 196-215.

11. Vergelijk: M. Damstra, De ‘Engelse hal’ in het Nederlandse woonhuis in de periode 1880-1940, Utrecht 2016.

12.  Het Nieuwe Instituut, archief K.P.C. de Bazel, inv.nr. BAZE 1450.

13. Het Nieuwe Instituut Rotterdam, archief K.P.C. de Bazel, inv.nr. BAZE 65.

14. J.H.W. Leliman en K. Sluyterman, Het moderne landhuis in Nederland, ‘s-Gravenhage 1916. Zie voor de ontwikkeling van de Gooise landhuisstijl ook: H. de Haan, blog website Stichting Historische Interieurs in Amsterdam: ‘Van boerderij tot landhuis in ‘Gooise stijl’ 6 november 2015. De vloertegels zijn hier rood-witte tegels, wandtegels zijn zwart-wit: Het Nieuwe Instituut Rotterdam, archief K.P.C. de Bazel, inv.nr BAZE 243-245.

15. Brentjens 2006 (zie noot 1), p. 109.

16. De badkamervloer die De Bazel in 1912 ontwierp voor het huis van J.C. Loman in de Tenierstraat in Amsterdam is een zwart-wit geblokt ontwerp in caoutchouc. Het Nieuwe Instituut Rotterdam, archief K.P.C. de Bazel, inv.nr. BAZE 390.

17. Het materiaal guttapercha wordt aangeduid als gutta ‘pertja’. Of het is uitgevoerd is niet helemaal duidelijk. Tegenwoordig ligt er een tegelvloer. Het Nieuwe Instituut Rotterdam, archief K.P.C. de Bazel, inv.nr. BAZE 348.

18. De vloerontwerpen voor het woonhuis van de dames Pabst in Laren zijn te vinden in: Het Nieuwe Instituut Rotterdam, archief K.P.C. de Bazel, inv.nr. BAZE 368.

19. Bij voorbeeld in het woonhuis voor A. van der Bergh in Moergestel. Het Nieuwe Instituut Rotterdam, archief K.P.C. de Bazel, inv.nr. BAZE 927-929.

20. In het huis van Van Ogtrop aan de Herengracht in Amsterdam bleven zowel het vloerkleed als de meubelen van de eetkamer bewaard (behalve de armstoelen), een zeldzame situatie. In de eetkamer is afgezien van de verhoudingen en plaats van de meubelen ook het patroon van het vloerkleed in de compositie van de ruimte meegenomen. De plaats waar het kleed zou komen te liggen is exact aangegeven op een van de ontwerptekeningen. Zie ook het huizenportret van Jeroen van den Biggelaar. Het ontwerp voor het vloerkleed is te vinden in: Het Nieuwe Instituut Rotterdam, archief K.P.C. de Bazel, inv.nr. BAZE 347.

deel Deel op Facebook Deel op Twitter Deel op LinkedIn Deel via e-mail

Blijf op de hoogte via e-mail

Vul uw e-mailadres in om bericht te krijgen bij nieuwe blog- en nieuwsberichten op deze website.

Oude prentbriefkaart van villa Meentwijck (collectie Meentwijck).

Oude prentbriefkaart van villa Meentwijck (collectie Meentwijck).

Plattegrond begane grond, op basis van de bestaande situatie in 1912. In de legenda staan, voor zover bekend, de functies van de ruimtes ten tijde van de bewoning door de familie De Fremery vermeld (tekening op schaal door Jeroen van den Biggelaar).

Legenda: 1. Tochtportaal; 2. Hall; 3. Kinderkamer; 4. Veranda; 5. Huiskamer; 6. Eetkamer; 7. Service (dienkamer); 8. Studeerkamer; 9. Schuur; 10. Berghok; 11. Bij-keuken; 12. Keuken; 13. Wc.

Plattegrond verdieping, op basis van de bestaande situatie uit 1912. In de legenda staan, voor zover bekend, de functies van de ruimtes ten tijde van de bewoning door de familie De Fremery vermeld (tekening op schaal door Jeroen van den Biggelaar).

Legenda: 1. Portaal; 2. Logeerkamer; 3. Garderobe; 4. W.c.; 5. Kast; 6. Kast; 7. Slaapkamer; 8. Slaapkamer; 9. Kamertje; 10. Grote Slaapkamer; 11. Badkamer; 12; Slaapkamer.

Achterzijde villa Meentwijck (foto BMBeeld 2016).

Zijgevel villa Meentwijck met later dichtgezette veranda (foto BMBeeld 2016).

Voorportaal villa Meentwijck (foto BMBeeld 2016).

Tegelvloer in de hall van villa Meentwijck (foto BMBeeld 2016).

Vloerontwerp Burgerzaal stadhuis Weesp door Jacob Otten Husly 1773 (collectie gemeentemuseum Weesp, foto RCE).

Tegelvloer in de hall van de villa Meentwijck gezien naar het tochtportaal en de dienstvleugel (foto BMBeeld 2016).

Vloerontwerp villa Meentwijck voor hall, tochtportaal, wc, keuken, portaal achter de deur naar de dienstvleugel, bijkeuken, dienstbode-wc en kast, afgegeven namens Karel de Bazel door A.C.A. Rotgans augustus 1912 (HNI BAZE 400).

Het trappenhuis in villa Meentwijck (foto BMBeeld 2016).

Detail trap villa Meentwijck (foto BMBeeld 2016).

Ingebouwde kast naast de open haard in de zitkamer van villa Meentwijck (foto BMBeeld 2016).

De inglenook in de zitkamer van villa Meentwijck (foto BMBeeld 2016).

Plafond in de zitkamer van villa Meentwijck (foto BMBeeld 2016).

Ingebouwde kast in de voormalige kinderkamer van villa Meentwijck (foto BMBeeld 2016).

Vloerontwerp voor de uitbreiding van een zomerhuisje in Bussum, 1903 (HNI BAZE 65).

Vloerontwerpen voor de hall en de serre in het woonhuis voor de dames Pabst in Laren (HNI BAZE 368).

Vloerontwerp voor de ‘stoep’ bij de eetkamer en de veranda bij de zitkamer van villa Meentwijck (HNI BAZE 401).

Ontwerp voor wandbetegelingen in villa Meentwijck (HNI BAZE 400).

De naam van villa Meentwijck bij de toegang tot het terrein (foto BMBeeld 2016).

De naam van villa Meentwijck bij de toegang tot het terrein (foto BMBeeld 2016).

Villa Meentwijck gezien vanaf de straat (foto BMBeeld 2016).

Overlijdensbericht De Bazel door Chris Lebeau (collectie Meentwijck).