Huis ’t Sant door Wouter Hamdorff

31/12/2016 door Alexander Westra en Esther de Haan

deel Deel op Facebook Deel op Twitter Deel op LinkedIn Deel via e-mail

Vriendschap tussen architect en bouwheer

 

Arnold de Bijll Nachenius, makelaar in effecten in Amsterdam en woonachtig aan de Johannes Verhulststraat, passeerde in 1921 op de fiets, op weg naar zijn zusters die beiden in Blaricum woonden, een huis in aanbouw op de Torenlaan in Laren.(1) Dit tussen 1919 en 1922 gebouwde huis dat Oranjestein zou gaan heten, vond hij zo prachtig dat hij vroeg naar de naam van de architect. Het antwoord luidde: ‘Hamdorff’, en zo besloot Nachenius zijn vakantiehuis in het Zeeuwse Zoutelande in 1922 door de in die jaren gevierde Gooise architect Wouter Hamdorff te laten bouwen. Deze opdracht was het begin van een hechte vriendschap tussen de architect en de effectenmakelaar.(2)

 

Toen Nachenius eind jaren twintig besloot met vrouw en kinderen vanuit Amsterdam naar Kennemerland te verhuizen, kreeg Hamdorff vanzelfsprekend de opdracht ook dit huis voor de familie te bouwen. Zo verrees in 1929 op een kavel zandgrond in het zuidelijke deel van Aerdenhout huis ’t Sant, ontworpen in Amsterdamse School stijl en gedekt door een golvende rieten kap. Zowel het exterieur als het interieur bevindt zich nog grotendeels in de staat waarin de villa in 1929 werd opgeleverd.

 

In het bewaard gebleven archief van de architect bevindt zich een aantal bijzondere ontwerptekeningen van zowel het exterieur als het interieur van het huis. Deze tekeningen werpen een interessant licht op het ontwerpproces en het oorspronkelijke interieur van de villa. Samen met de verhalen van de nazaten van vroegere bewoners en bewaard gebleven oude foto’s ontstaat een boeiend beeld van het ontstaan en de bewoning van huis ’t Sant.

 

Villabouw op het Naaldenveld

De villa van Nachenius verrees op het Naaldenveld, een tamelijk ruig en lommerrijk binnenduin dat in de 19de eeuw met grove en zwarte dennen beplant werd. Het Naaldenveld was oorspronkelijk onderdeel van het landgoed Groot Bentveld; delen van het Naaldenveld werden in de eerste helft van de 20ste eeuw verkocht voor de bouw van villa’s.

 

In Aerdenhout, Overveen en Bloemendaal waren aan het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw al verschillende villaparken verrezen waar Amsterdammers en anderen hun huizen lieten bouwen op ruime kavels duingrond, die tot dan toe hadden toebehoord aan eigenaren van buitenplaatsen. Door toenemende belastingdruk, stijgende loonkosten en almaar terugkerende torenhoge onderhoudskosten van huis, gebouwen en gronden zagen steeds meer bezitters van buitenplaatsen zich genoodzaakt hun gronden te verkopen. Exploitatiemaatschappijen en investeerders kochten de gronden op om deze vervolgens op te splitsen in kavels en als bouwgrond te verkopen aan kapitaalkrachtige stedelingen die hun villa’s te midden van het groen en de duinen van Kennemerland wilden laten bouwen. Dit bleek een lucratieve handel te zijn.

 

Toen de Haarlemse familie Enschedé (bekend van de drukkerij Joh. Enschedé) een deel van de zandgronden in het zuidelijk deel van Aerdenhout in de late jaren twintig verwierf en als bouwgrond uitgaf, liep de verkoop aanvankelijk veel minder voorspoedig dan verwacht. Veel forensen en andere geïnteresseerden hadden inmiddels een plek gevonden in de talrijke villaparken van Kennemerland; tevens deed de dreigende economische crisis de vraag naar bouwgrond voor villa’s teruglopen. Pas nadat de familie Enschedé investeerde in het aanleggen van lanen door het gebied, begon de verkoop te lopen, en kocht ook Nachenius, wellicht in overleg met Hamdorff, hier een kavel. Het betrof een groot driehoekig stuk zandgrond met een licht glooiend duin, gelegen nabij de samenkomst van twee lanen.

 

Een bijzonder ontwerp

Hamdorff ontwierp huis ’t Sant in de voor hem kenmerkende organische en expressieve Amsterdamse School stijl, met een golvende rieten kap die de natuurlijke hoogteverschillen van het glooiende perceel volgt.(3) Ook de lager liggende tuin met flagstone-paden, terrassen, gazons en een plantenmuur is van de hand van Hamdorff. Naast het huis ontwierp hij een half verzonken schuur met kolenhok in de stijl van een Drentse plaggenhut. Het ontwerp van de villa is deels geïnspireerd op een traditionele boerderij; de hoog oprijzende oostelijke gevel met drie staande rechthoekige vensters met glas-in-loodramen, waarachter zich het trappenhuis bevindt, en de vele vensters en dakkapellen doorbreken echter het beeld van een boerderij. Blijkens de verschillende ontwerpschetsen die Hamdorff van ’t Sant maakte ontwierp hij het huis niet vanuit de plattegronden en de benodigde functies, maar vanuit een sculpturaal totaalbeeld van het eindresultaat.

 

De villa heeft een samengestelde plattegrond, met uitspringende delen en een onder een schuine hoek geplaatste oostelijke gevel. De lengteas van het huis loopt van westzuidwest naar oostnoordoost, waardoor de woonkamer en de loggia min of meer op het zuiden liggen, met fraai uitzicht over de zich naar het zuiden uitstrekkende tuin. Via de hoofdingang in de oostelijke gevel belandt men in de vestibule met toilet en vandaar in de centraal gelegen hal met trap naar de verdieping. Vanuit de vestibule kan tevens de werkkamer betreden worden. Aan de noordzijde bevindt zich een praktische aaneenschakeling van bijkeuken, keldertrap, keuken en dienkamer met toegang tot de eetkamer. De dienstingang bevindt zich in de bijkeuken; hier is tevens een toiletruimte voor het huispersoneel aangebracht. De eetkamer is aan de westelijke zijde gesitueerd en is verbonden met de woonkamer en aangrenzende loggia. De aan het huis gebouwde garage bevindt zich aan de oostelijke zijde. Vanuit het kantoor leidt een deur naar de garage waar de auto van de heer deze huizes klaar stond. Via twee openslaande deuren kon de auto meteen het terrein afrijden. Op de verdieping bevinden zich vier slaapkamers, een werkkamer en de badkamer. De zolder was bestemd voor het inwonende huispersoneel.

 

Bewonersgeschiedenis

Arnold de Bijll Nachenius (1880-1940), bouwheer en eerste bewoner van huis ’t Sant was jurist en makelaar in effecten en sinds 1899 firmant bij effectenkantoor ‘Nachenius en Zoon’ aan het Singel 194 in Amsterdam. Hij was een man van statuur in het Amsterdamse financiële leven, waar hij naast zijn werk als effectenmakelaar vele andere functies bekleedde. Nachenius was onder meer vicevoorzitter van de Vereniging voor Effectenhandel in Amsterdam, lid van de Commissie van Deskundigen voor uitvoering van de Beurswet van 1914 en lid van de Centrale Beleggingsraad. Al deze functies resulteerden in een benoeming tot officier van Oranje Nassau.

 

Nachenius was getrouwd met Kitty Geveke; het echtpaar had twee dochters en een zoon. Zijn echtgenote overleed in 1936, Nachenius zelf stierf in 1940. Hun inmiddels volwassen dochter Johanna Maria Halbertsma-de Bijll Nachenius, die met haar echtgenoot Eeltje Hidde Halbertsma elders in Aerdenhout woonde, verhuisde in 1941 naar haar ouderlijk huis ’t Sant. Het echtpaar betrok het huis met hun drie kinderen; hun vierde kind werd in 1947 op ’t Sant geboren. Halbertsma was jurist en net als zijn schoonvader handelaar in effecten; hij werkte voor het kantoor van zijn schoonvader ‘Nachenius en Zoon’ in Amsterdam. Zowel Nachenius als later ook Halbertsma hield kantoor aan huis in op ’t Sant, waar particuliere cliënten werden ontvangen in de werkkamer naast de hal.

 

Het gezin Nachenius was muzikaal en in de zithoek van de woonkamer nam de concertvleugel van mevrouw Nachenius een prominente plaats in. In de tijd dat de familie Halbertsma in het huis woonde, stond er een groot weefgetouw in de uitbouw opgesteld, waar mevrouw Halbertsma, die zeer artistiek was, op werkte. Zij weefde kleding voor de kinderen en gordijnen voor het huis.

 

Na de vroegtijdige dood van Arnold de Bijll Nachenius in 1940 overleed ook zijn schoonzoon op relatief jonge leeftijd. Een eenzijdig auto ongeluk in 1955 om de hoek van huis ’t Sant werd hem fataal. Zijn weduwe mevrouw Halbertsma bleef in het huis wonen. Aanvankelijk deed zij dit met haar vier kinderen; toen deze waren uitgevlogen is zij tot op hoge leeftijd samen met een van haar zoons en haar trouwe hulp (of huishoudster) in het huis blijven wonen. In 1993 werd ’t Sant gekocht door de huidige bewoners.

 

Personeel

Zowel de familie Nachenius als de familie Halbertsma heeft altijd twee inwonende personeelsleden gehad op ’t Sant. Mevrouw Halbertsma heeft vanaf 1941, het jaar dat de familie het huis betrok, tot haar vertrek in 1993, twee meisjes in dienst gehad die haar ondersteunden bij het grootbrengen van de vier kinderen en het huishouden. Dienstmeisjes werden meestal gezocht in Friesland, waar de familie van haar man vandaan kwam. Veel Friese meisjes vertrokken richting het Westen om te gaan ‘dienen’ bij een familie. Hoe lastig het was om, vooral na 1945, vast personeel te vinden, blijkt uit de vele advertenties die mevrouw Halbertsma enkele jaren achtereen in de verschillende Friese kranten plaatste. In de periode van 1948 tot 1951 plaatste zij elk jaar advertenties voor ‘een aardig, net meisje voor dag en nacht in een gezin met kinderen’.(4) De meisjes woonden in de twee dienstbodekamers op zolder en fietsten twee keer per jaar, met Kerstmis en ’s zomers, op en neer naar Friesland, voor een bezoek aan hun familie. Overdag verbleven de dienstmeisjes van ’t Sant in de keuken; wanneer hun werktijd er op zat hadden zij hun eigen dienstbodekamer op zolder, waar zich ook een kleine wasgelegenheid bevond.

 

Huis en interieur

Hamdorff bouwde de villa voor de familie voor de som van 30.000 gulden. Dat was toentertijd een bescheiden bedrag voor een villa en waarschijnlijk heeft Hamdorff getracht op verschillende manieren het huis een luxueuzere uitstraling te geven. De rode baksteen waarin het huis werd opgetrokken, werd lichtgeel gesaust om de illusie te wekken dat het uit duurdere gele IJsselsteen was opgebouwd.

 

Voor de uitvoering van interieurelementen werden relatief eenvoudige materialen gebruikt die door middel van verf- en beitstechnieken werden afgewerkt. Het trappenhuis is van grenen vervaardigd en werd, net als de deuren en kasten van enkele slaapkamers op de verdieping, bruin met oranjerood gebeitst. Voor de lambriseringen van de trap, de overloop en de gangen op de verdieping heeft Hamdorff een bijzondere techniek toegepast waardoor deze een marmerachtig karakter verkregen. Hij bracht een grijze raaplaag aan van kalkmortel met daaroverheen een dunne laag okerkleurig stuc die daarna werd gepolijst. Ook de betonnen vensterbanken kregen door een zwart geglazuurde stuclaag de uitstraling van glanzende natuursteen. Hoewel budgettaire overwegingen bij het bovenstaande een rol kunnen hebben gespeeld, is het duidelijk dat de architect en het echtpaar Nachenius streefden naar een interieur met een landelijke, rustieke, en ambachtelijke uitstraling, dat vooral een intieme en warme sfeer zou creëren.

 

Inbreng van de opdrachtgevers

Hamdorff en Nachenius zullen als vrienden veel overleg over het nieuw te bouwen huis hebben gehad. Het staat vast dat Nachenius, ofschoon effectenmakelaar van beroep, een groot technisch talent had en graag mechanische ontwerpen maakte. Enkele technische vindingen op ’t Sant zoals een vernuftige warmwaterinstallatie zijn dan ook van zijn hand en op zijn verzoek aangelegd. Zo ontwierp Nachenius een voor die tijd uniek warmwatersysteem waarbij een warmwaterspiraal de op kolengestookte centrale verwarming via een stelsel van leidingen door het huis verspreidde. Ook bedacht hij een doorgeefluik voor brandhout tussen de keuken en de woonkamer, om de houtvoorraad vanuit de keuken te kunnen aanvullen. En om te voorkomen dat het legen van de asla van de haard tot vervuiling in de woonkamer zou leiden, ontwierp hij een lade die doorliep tot in de keuken, die via een ijzeren luik geleegd kon worden.

 

Ook mevrouw Nachenius heeft wensen aan Hamdorff kenbaar gemaakt. Zij wilde een kleine keuken die haar eigen domein was en waar de dienstmeisjes geen toegang hadden. Aldus geschiedde en zij kreeg een smalle keuken met servieskast en een klein aanrecht. Op een eerdere versie van de plattegrondtekeningen ontbreekt deze ‘service’ nog.

 

Ontwerptekeningen

Met de Woningwet van 1901 werden gemeenten verplicht om een bouw- en woningverordening op te stellen met voorschriften waaraan nieuwe bouwwerken, en met name woningen, zouden moeten voldoen. Tevens kwam er een verbod om zonder bouwvergunning van de gemeente iets nieuws te bouwen of een bestaand gebouw te verbouwen of uit te breiden. Dit scherpere toezicht door gemeenten leidde ertoe dat voor al deze bouwactiviteiten een vergunningaanvraag ingediend moest worden. Ontwerptekeningen zoals plattegronden, geveltekeningen en dwarsdoorsnedes maakten standaard deel uit van de aanvraag; en in veel gevallen bevatte deze tevens meer technische gegevens, die de deugdelijkheid van de fundering en de constructieve elementen moesten aantonen. Dit verschijnsel van toezicht op bouwactiviteiten en het opstellen van bouwverordeningen was op zich zeker niet nieuw: in veel Nederlandse steden gebeurde dit reeds in de late Middeleeuwen en gedurende de 19de-eeuw ontstonden zeker in de grotere gemeenten voorlopers van de latere met bouw- en woningtoezicht belaste diensten. Met de Woningwet van 1901 werd de controle van de gemeenten op bouwactiviteiten echter veel systematischer, gedetailleerder en voor iedereen geldig. Dit had tot gevolg dat gemeenten in principe vanaf 1901 een nauwkeurige administratie van de bouwaanvragen bijhielden, waaraan controlerende bouwinspecteurs tevens inspectierapporten toevoegden. Gemeentelijke diensten zoals de brandweer, riolering en schoonheidscommissies kregen eveneens gelegenheid de bouwaanvraag te beoordelen en waar nodig wijzigingen te vragen.

 

Voor personen die geïnteresseerd zijn in de bouwgeschiedenis van een huis heeft deze ontwikkeling als prettig gevolg dat er voor zowel nieuw gebouwde als verbouwde huizen van na 1900 in principe een bouwdossier aanwezig is in de archieven van de desbetreffende gemeente. Hierin bevinden zich in de meeste gevallen blauwdrukken van de ontwerptekeningen: fotografische kopieën van de originele tekeningen. Het procedé hiervoor, ook wel aangeduid met de term cyanotypie, is in 1842 uitgevonden door de Engelse astronoom en fotograaf John Herschel. Hij ontwikkelde een lichtgevoelige laag die bij blootstelling aan sterk licht veranderde in Pruisisch blauw; de niet belichte delen bleven na spoeling wit. Deze techniek bleek erg geschikt om tekeningen in meervoud te maken. De ontwerper tekende met Oost-Indische inkt op licht doorlatend calqueerpapier. Deze calque werd vervolgens belicht, waarbij de zwarte inktlijnen het licht tegenhielden en als witte lijnen op de blauwe afdruk terechtkwamen.

 

Naast de ontwerptekeningen die in het bouwdossier terecht kwamen, maakte de architect tijdens het ontwerpproces dikwijls ook andere tekeningen en schetsontwerpen.(5) Deze belandden na gebruik in het archief van de architect en zijn veel zeldzamer; in veel gevallen schoonde men in de loop der tijd het archief op of werd het weggegooid. Van het ontwerp van villa ’t Sant is een aantal van dergelijke ontwerpdocumenten bewaard gebleven. Deze werpen een bijzonder licht op het ontwerpproces en het oorspronkelijke interieur van de villa.

 

Voor het interieur maakte Hamdorff verschillende gedetailleerde tekeningen. De schouw in de woonkamer, die in 1941 overigens gemoderniseerd is, kreeg bijzondere aandacht. Op de ontwerptekening van de schouw zijn de precieze maten, de te gebruiken materialen en de kleuren aangegeven. Zo is de betegeling van de schouw met rode, blauwe en zwarte tegels per tegeltje uitgetekend. Op basis van een vroege foto weten we dat dit ontwerp gerealiseerd is. Hamdorff maakte overigens een eerder ontwerp van de schouw, dat blijkbaar niet de goedkeuring van de opdrachtgevers kon wegdragen.

 

In het archief van Hamdorff bevindt zich tevens een tekenblad met schetsmatige ingekleurde ontwerpen voor glas-in-loodramen. Een van de ramen vertoont een sterke gelijkenis met de hoge glas-in-loodramen van het trappenhuis. De andere ramen zijn bovenlichten en zijn waarschijnlijk niet gerealiseerd. De kleurige glas-in-loodramen die voor licht in het trappenhuis zorgen, bevatten een florale voorstelling met bloemen en bloeiende heesters. Glas in lood uit deze periode kan door de architect, een kunstnijveraar of een glasatelier ontworpen zijn. Van meerdere architecten uit deze periode weten wij, dat zij het ontwerp van het glas in lood voor hun rekening namen. De architect leverde in dat geval een schets op schaal aan, die de glazenier overzette naar een tekening op ware grootte die de basis vormde voor de vervaardiging van het raam.(6)

 

Ook van de betimmering van de keuken, de dienkamer, de eetkamer en de hal met trap zijn ontwerptekeningen bewaard gebleven. Voor de eetkamer ontwierp Hamdorff een buffetkast, geflankeerd door twee dichte kasten. Voor de onderdelen met gebogen vormen werden op basis van de ontwerptekening op schaal tevens tekeningen op ware grootte vervaardigd. Deze laatste gebruikte de ambachtsman voor de uiteindelijke vervaardiging van het onderdeel. Voor interieuronderdelen die uit louter rechte lijnen bestonden was dit niet nodig: die konden direct op basis van het schaalontwerp en de voorgeschreven maatvoering gemaakt worden. In het archief van Hamdorff zijn bijvoorbeeld van het hang- en sluitwerk van de keukenkastjes, dat lichte curves heeft, tekeningen op ware grootte vervaardigd.

 

Aan de tegelvloer met zwarte en gebroken witte tegels van de vestibule ligt eveneens een ontwerp van Hamdorff ten grondslag, zoals de bewaard gebleven tekening laat zien. De architect tekende voor de vloer het te leggen patroon tegeltje voor tegeltje uit. De vloer van de vestibule laat zien dat deze precies volgens het ontwerp werd uitgevoerd. De bijkeuken heeft nog de oorspronkelijke in blokpatroon gelegde grijze en rode plavuizen. In dit vertrek werd vroeger de was gedaan: in de jaren twintig in wasketels en later in de jaren veertig en vijftig, toen de familie Halbertsma haar intrek op ’t Sant had genomen, in een ‘Candy’, een van de eerste moderne wasmachines.

 

Deze aandacht voor de interieurafwerking en zorgvuldige uitwerking van alle details is kenmerkend voor het interieur van huis ’t Sant. Dit, gevoegd bij het bijzondere materiaalgebruik en de gekozen afwerking en kleurstellingen, geeft het een bijzondere uitstraling en sfeer. Het spreekt bijna voor zich dat Hamdorff ook het naambordje voor het huis ontworpen heeft dat op de gevel van de garage prijkt. De letters zijn in een glooiende lijn aangebracht, in overeenstemming met het dak van het huis.

 

Bewoners en architect hebben altijd contact met elkaar gehouden. Blijkens een in het archief van Hamdorff bewaard gebleven ansichtkaart met daarop een foto van huis ’t Sant schrijft mevrouw Halbertsma: ‘Hartelijk dank voor uw brief. Wat dom van mij dat ik vergat de foto in te sluiten. Ik stuur hem alsnog. Misschien dat u het ook aardig vindt voor uw archief.’ Dat laatste blijkt het geval te zijn geweest.

 

 

Noten

  1. Zie verder over het huis Oranjestein: M. Damstra, Housewarming in de Engelse Hall, elders beschreven bij de huizenportretten van huizen in het Gooi.
  2. Gegevens over de bewonings-en bouwgeschiedenis van Huis ’t Sant zijn deels ontleend aan een gesprek op 28 september 2016 met de kleinkinderen van de bouwheer, mevrouw M. van Kersen-Halbertsma, de heer A. Halbertsma en de huidige bewoonster van ’t Sant mevrouw A.M. ten Cate.
  3. M. Estourgier-Beijer, Wouter Hamdorff, Architect 1890-1965, Laren 1989.
  4. www.delpher.nl
  5. Zie voor het bureau-archief van de architect: Het Nieuwe Instituut Rotterdam, archief Wouter Hamdorff: HAMD t89 (tekeningen), HAMD ph194-200 ( foto’s) HAMD d64 (documentatie).
  6. A. Westra, ‘Bouwmaterialen. Glas in lood, in: B. Laan, E. Koldeweij en C.P. Krabbe (red.), Wonen in een monumentaal huis, Amsterdam, 2012, pp. 239-255, en: W. Post, ‘Huis ’t Sant: tussen boerderij en kerk’, in: Ons Bloemendaal, (najaar 2016) nr. 3, pp. 12-15.
deel Deel op Facebook Deel op Twitter Deel op LinkedIn Deel via e-mail

Blijf op de hoogte via e-mail

Vul uw e-mailadres in om bericht te krijgen bij nieuwe blog- en nieuwsberichten op deze website.

Huis ’t Sant, gezien vanuit het zuidoosten (foto BMBeeld 2016).

Huis ’t Sant, gezien vanuit het oosten (foto BMBeeld 2016).

Huis ’t Sant, gezien vanuit het noorden met bloementuin en verzonken schuur (foto BMBeeld 2016).

Zicht vanuit de tuin van ’t Sant naar de loggia rond 1930-1935 (collectie familie Halbertsma).

Het echtpaar Halbertsma-de Bijll Nachenius voor de garage van ’t Sant met de Ford , rond 1945-1950 (collectie familie Halbertsma).

Het echtpaar Halbertsma de Bijll Nachenius naast het huis rond 1945-1950 (collectie familie Halbertsma).

Een familielid aan het werk in de eetkamer; rechts de oorspronkelijke schouw van de woonkamer met geometrisch tegelpatroon, rond 1935 (collectie familie Halbertsma).

Bouwheer van huis ’t Sant, Arnold de Bijll Nachenius in de zitkamer rond 1935 (collectie familie Halbertsma).

Tekening in perspectief van Huis ’t Sant door architect W. Hamdorff, rond 1930 (Het Nieuwe Instituut, inv. nr. HAMD t89).

Aquarel van het interieur van het vakantiehuis van de familie De Bijll Nachenius in Zoutelande, ontworpen door Hamdorff, met opvallend heldere kleuren, vermoedelijk tussen 1925-1935 geschilderd (collectie familie Halbertsma).

Plattegrond begane grond, op basis van de ontwerptekeningen uit 1929. In de legenda staan de oorspronkelijke functies van de ruimtes vermeld. Tijdens de bouw is op enkele details afgeweken van deze plattegrond.

 

Legenda: 1. Entree; 2. Hall; 3. Woonkamer met zithoek; 4. Eetkamer; 5. Dienkamer; 6. Keuken; 7. W.c.; 8. Bijkeuken; 9. Keuken (kasten zijn anders uitgevoerd); 10. Garage.

Plattegrond verdieping, op basis van de ontwerptekeningen uit 1929. In de legenda staan de oorspronkelijke functies van de ruimtes vermeld. Tijdens de bouw is op enkele details afgeweken van deze plattegrond.

 

Legenda: 1. Portaal (overloop); 2. Badkamer; 3. Slaapkamer; 4. Werkkamer; 5. Slaapkamer; 6. W.c.; 7. Slaapkamer 8. Slaapkamer.

De hal op de begane grond, met trap naar de verdieping (foto BMBeeld 2016).

Het trappenhuis (foto BMBeeld 2016).

Detail van deuren en lambrisering in de hal op de verdieping (foto BMBeeld 2016).

Detail van de keuken, met links het doorgeefluik voor het haardhout en rechts in de vloer de, met een ijzeren luik afgedekte, asla. De open haard van de woonkamer bevindt zich achter de betegelde muur (foto BMBeeld 2016).

De dienkeuken of ‘service’ (foto BMBeeld 2016).

Eerder ontwerp voor de schouw in de woonkamer door Hamdorff (Het Nieuwe Instituut, inv. nr. HAMD t89).

De ramen van het trappenhuis (foto BMBeeld 2016).

Het aanrecht in de keuken (foto BMBeeld 2016).

De entreeruimte op de begane grond (foto BMBeeld 2016).

Detail van de balustrade van de trap (foto BMBeeld 2016).

De badkamer op de verdieping . Het bad is op een andere plaats gezet dan op de tekening is aangegeven (foto BMBeeld 2016).

Ontwerptekening voor de buffetkast in de eetkamer door Hamdorff (Het Nieuwe Instituut, inv. nr. HAMD t89).

Naambord op de gevel van de garage (foto BMBeeld 2016).