Huis De Bijlakker door Johan Wilhelm Hanrath
30/11/2015 door Marlieke Damstra
Het ideaal van de landelijke bouwkunst
Aan de Drift in Laren staat het landhuis De Bijlakker, in 1904 ontworpen door de architect J.W. Hanrath (1867-1932). Het is een vroeg voorbeeld van een huis dat is gebouwd in de zogenaamde ‘Gooise landhuisstijl’. In het huis zien we een aantal elementen die kenmerkend zouden worden voor zijn architectuur: de grote ‘hall’ met bordestrap, de ‘hartjes van Hanrath’ en de gekoppelde vensters met luiken om maar iets te noemen. Ambacht was voor Hanrath erg belangrijk. Dit komt naar voren in het gebruik van mooie en duurzame materialen, maar bijvoorbeeld ook in het zichtbaar maken van constructieve elementen en het streven naar eenheid bij de vormgeving van het interieur en exterieur van zijn woningen.
Hanrath was in zijn tijd een veel gevraagd architect; hij heeft alleen al in Laren zeventien woonhuizen gebouwd en/of verbouwd en in Blaricum staan er acht van zijn hand. In Hilversum, waar hij zelf woonde en een architectenbureau had, heeft hij ten minste 48 huizen ontworpen en 26 bestaande woningen verbouwd.(1) Ook in de rest van Nederland was hij actief. In de eigentijdse vakliteratuur wordt hij in één adem genoemd met architecten als K.P.C. de Bazel (1869-1923) en H.P. Berlage (1856-1923). Gezien zijn enorme oeuvre heeft hij grote invloed gehad op de ontwikkeling van de Nederlandse landhuisbouw.(2) Collega’s als A.P. Smits (1881-1957) waardeerden Hanrath’s landhuisarchitectuur omdat hij het concept ‘landelijke bouwkunst’ opnieuw aan de orde stelde en inhoud gaf; een ambachtelijk ideaal.(3)
Situering
De Bijlakker ligt op de hoek van de Drift en de Oude Drift. De grond tussen de Bijlakker en de Oude Drift is op enkele huizen na niet bebouwd en bestaat uit dennenbos, gras- en akkerland. Het huis heeft een rechthoekige plattegrond met aan de noordwestzijde een kleine uitbouw, volgens een van de bouwtekeningen voor een rijwielberging. De woning is onderkelderd en bestaat uit twee bouwlagen met een zolder. Het geheel is opgetrokken uit baksteen en wordt afgesloten met een rieten dak. Het huis ligt met de korte zuidzijde naar de Drift. Aan die kant ligt een terras. Later bouwde Hanrath hier een erker aan. Aan de noordzijde van het huis ligt een moestuin met daarachter een dennenbos dat uitkomt op een akkerland; de totale omvang van de grond is circa 2,5 hectare.
Niet ver van de Bijlakker werd in 1911 nog een huis door Hanrath ontworpen, namelijk de villa De Wilde Zwanen. De opdrachtgever was de Amerikaan William Henry Singer (1868-1943). Hij was een impressionistische landschapsschilder die in 1901 via Parijs naar Laren kwam. Hij verbleef zowel in Noorwegen als in Laren. In 1956 werd de villa uitgebreid tot het Singer Museum – een eerbetoon van de weduwe Singer aan haar man.(4)
De dames Ament
De twee Friese zussen Elizabeth Margaretha (1867-1939) en Dina Cornelia (1869-1925) Ament waren de opdrachtgevers van het huis De Bijlakker. Beide zussen waren in Sneek geboren en kwamen uit een gezin van drie kinderen. Vader Carel Willem Ament (1841-1878), geboren in Batavia, was in zijn korte leven advocaat in Sneek en werkte als griffier bij het kantongerecht in Oldeberkoop. Tevens is hij burgemeester geweest van Ooststellingerwerf. Toen hij in 1878 overleed liet hij zijn vrouw Margaretha Catharina de Kok (1839-1900) achter met drie kinderen.
De zussen kwamen in 1901 naar Laren. In de periode dat het huis werd gebouwd, tot 29 mei 1905, verbleven ze in Rome. Advertenties in De Gooi- en Eemlander laten zien dat de dames op verschillende momenten naar een nieuwe dienstbode hebben gezocht. Op 27 mei 1910 werden twee dienstbodes op het adres ingeschreven: Cornelia Johanna (geb. 1865) en Johanna Pabst (geb. 1868).
Op de ‘naamlijst voor den telefoondienst’ uit 1922 wordt voor de zussen Ament geen beroep genoemd. Waarschijnlijk leefden ze van de erfenis en de opbrengsten van het akkerland. De zussen deden veel aan liefdadigheid. Elizabeth Margaretha werd bijvoorbeeld in 1906 gekozen als bestuurslid van de ‘Maatschappij tot opvoeding van wezen en andere minderjarigen’.(5) En ze was secretaris van de ‘Noord-Hollandsche vereeniging tot bevordering van volkskunst’.(6) In 1922 trad Elizabeth Margaretha toe tot een speciale commissie die de restauratie van de kerk van de Nederlandse Hervormde Gemeente moest begeleiden.(7) Op 3 oktober 1924 schonken de zussen een schilderij van Wally Moes aan de gemeente voor de kunstverzameling van het raadhuis.(8) Op 4 oktober 1924 verschijnt de naam van de dames Ament in De Gooische Post naar aanleiding van het genereuze aanbod van het hierboven genoemde schilderij aan de gemeente. In het artikel staat tevens dat de zussen de gemeente inmiddels hebben verlaten.(9) Ook toen ze niet meer in Laren woonden, waren ze dus nog actief binnen de gemeente. In 1932 zette Elizabeth Margaretha zich bijvoorbeeld nog in voor het behoud van het natuurschoon aan de Torenlaan.(10)
De dames Ament waren heel gelovig en hadden een grote liefde voor kunst, muziek en letteren zo blijkt uit verschillende afwerkingen in het huis De Bijlakker. Op een balk boven de ‘inglenook’ in de woonkamer staat de spreuk: ‘De heilighe eendragt is het zout dat huis en stadt in wezen houdt, zy stelt d’oneffenheªn gelijck en baert een goddelijck muzijck.'(11) De 17de-eeuwse dichter en toneelschrijver Joost van den Vondel schreef deze ‘schoorsteenspreuk’ voor Catharina Blaeu, waarschijnlijk ter viering van haar nieuw ingerichte huis. Het moest ‘de saamhorigheid van de familie Blaeu’ voorstellen.(12) De spreuk getuigt van de godsvrucht en letterkundige belangstelling van de dames Ament. De trappaalsculpturen in de ‘hall’ zijn een tweede aanwijzing voor het geloof van de zussen. De houten beelden bestaan uit twee figuren gekleed in Larense kledij die een schild vasthouden. Op het linker schild staat ‘De Bijlakker’ en op het rechter schild is een boom met een vogel uitgesneden. Waarschijnlijk is het de typologie van de stamboom van Isaïa (Jesse) waaruit de Verlosser zou voortkomen. De vogel boven in de boom stelt een duif voor, het symbool van de vrede en de heilige geest. De sculpturen zijn gemaakt door de beeldhouwer Eduard Jacobs (1868-1914). Jacobs werkte veel voor Hanrath en hij was ook goed met de dames Ament bevriend, zo blijkt uit een krantenartikel waarin Elizabeth Margaretha zitting neemt in een commissie die speciaal is opgericht om de zeventigste verjaardag van Jacobs te organiseren in 1929.(13) Ook de tegels met Bijbelse verhalen in de keuken zijn een aanwijzing dat het geloof erg belangrijk was voor de opdrachtgevers.
Dat de zussen Ament van muziek hielden, blijkt wel uit het feit dat de componist Alphons Diepenbrock (1862-1921) een graag geziene gast was in het huis De Bijlakker. Hij heeft in 1909 een gedeelte van de zomermaanden bij de ‘vrienden Lize en Dina Ament’ doorgebracht.(14)
Maar de twee vrouwen moeten zich soms ook kwetsbaar hebben gevoeld. Ze hadden naar het schijnt verschillende maatregelen getroffen om zich te kunnen beschermen in het geval van onheil. De ramen konden met houten balken worden vergrendeld en in de slaapkamer was een kast die ze van binnen uit op slot konden doen. Volgens een artikel in De Gooische Post is er in 1920 in de nacht van 28 op 29 mei ingebroken in het huis de Bijlakker. Misschien was dat de reden dat ze zich er niet veilig voelden. De dames waren gelukkig op tijd wakker om de inbrekers weg te jagen. Volgens het artikel hadden de jongens zo’n haast om weg te komen dat ze hun gereedschap lieten liggen.(15)
J.W. Hanrath
Jan Willem Hanrath groeide op in Amsterdam als jongste van dertien kinderen. Hij wilde eigenlijk marineofficier worden, maar zakte voor het toelatingsexamen. Hij werd zodoende naar de Hogere Burgerschool in Zaandam gestuurd, maar ook deze maakte hij niet af. Inmiddels was namelijk gebleken dat Hanrath een voorliefde had voor tekenen en ontwerpen en ging hij werken in een timmermanswerkplaats. In de avonduren volgde hij een teken- en bouwkundeopleiding bij Willem Springer (1815-1907). Op twintigjarige leeftijd, in 1887, verhuisde hij naar Berlijn om daar voor vier jaar aan de K¶nigliche Technischen Hochschule een opleiding tot Bauf¼hrer te gaan volgen. Zijn eindexamen liet hij schieten om bij de Berlijnse architect Ludwig Hoffmann (1852-1932) te gaan werken.(16) Hoffmann was in 1887 benoemd tot regeringsbouwmeester van het Duitse Rijk.(17) Hanrath werkte twee jaar voor Hoffman en ging in 1893 terug naar Nederland. Hij trok waarschijnlijk eerst korte tijd in bij zijn familie in Amsterdam voordat hij naar Hilversum ging. Vanaf 7 mei 1893 woonde hij in hotel ‘De Berg’ op de ‘s-Gravelandseweg 66.(18) In hetzelfde jaar startte hij zijn eigen architectenbureau in Hilversum.
Tussen Engels landhuis en Gooise hallenboerderij
Huis De Bijlakker is een voorbeeld van op de Nederlandse traditie geïnspireerde landhuisarchitectuur; een stroming die aan het begin van de 20ste eeuw ontstond als reactie op het stijlpluralisme van de 19de eeuw. Architecten gingen op zoek naar een nieuwe woonhuisarchitectuur waarin comfort en hygiëne de belangrijkste wooneisen waren. De architecten vonden houvast in de inheemse Nederlandse architectuur uit de de 16de en vroege 17de eeuw: de periode voordat deze door de ‘klassieke bouwkunst was overwoekerd en […] geheel verdrongen.'(19) De klassieke bouwkunst werd geassocieerd met de statige buitenhuizen die gebouwd werden vanuit de behoefte om gasten te kunnen ontvangen en dus een representatief karakter hadden. De traditionele, landelijke architectuur was erop gericht om het huishouden en (boeren)bedrijf zo goed en efficiënt mogelijk te kunnen runnen. De lokale, landelijke architectuur werd geschikt geacht, omdat de behoefte onder architecten in de eerste plaats ontstond om weloverwogen en zuiver te bouwen.(20) Prof. Ir. J. Wattjes noemde Hanrath samen met De Bazel als voorbeeld van deze nieuwe stroming. Hij wees erop dat Hanrath en De Bazel twee van de eersten waren die op ambachtelijke wijze bouwden, dat wil zeggen door de nadruk te leggen op de gebruikte materialen en door constructieve elementen zichtbaar te laten.(21)
De landhuisarchitectuur uit het begin van de twintigste eeuw bestond uit een combinatie van moderne wooneisen (zoals de Engelse ‘hall’) gecombineerd met het inheemse bouwambacht. Hiertoe werd de architectuur uit de omgeving uitvoerig bestudeerd. Hanrath keek in het Gooi vooral naar de Gooise hallenboerderij.(22) Dit boerderijtype heeft een rechthoekige plattegrond, waarbij het leefgedeelte zich in het voorste gedeelte van de boerderij bevond en de stallen in het achterste gedeelte lagen. Deze boerderijen hadden lage muren en hoge daken met een wolfseind, een afgeschuind deel bij de nok van het dak. De daken waren gedekt met riet of dakpannen, de ramen hadden een roedeverdeling met kleine ruiten en waren vaak voorzien van buitenluiken. Voor zowel het exterieur als interieur werden inheemse materialen zoals hout, riet en baksteen gebruikt.(23) Ook De Bijlakker heeft een exterieur met een dergelijke opbouw. Het dak is gedekt met riet en hangt ver over, waardoor de buitenmuren laag lijken en het huis een boerderijkarakter krijgt. Aan alle vier de zijden is een wolfseind toegepast.
Hanrath heeft voor de toegangsdeur, dienstingang en tuindeur een typische tweedelige boerendeur ontworpen met een gescheiden boven- en onderdeur. De voordeur is bereikbaar via een lage stoep. Boven de deur hangt een luifel waarop de naam van het huis is geschilderd met daarboven een korfboogvormig bovenlicht. Rechts van de voordeur bevindt zich een klein ovaal venster evenals aan de noordzijde van het huis ter hoogte van het dienstbodetoilet en de provisieruimte. Hanrath gebruikte de typische ovale vensters voor sanitaire- en dienstruimtes. In het huis zijn verder kruisvensters en gekoppelde vensters met buiten- en binnenluiken toegepast.
Hanrath ontwierp zijn huizen vanuit de plattegrond en het gebruik van het huis. Hij liet zich daarbij niet strikt leiden door de regels der symmetrie, maar koos vaak voor een vrije compositie. De voordeur ligt bijvoorbeeld iets uit de centrale as en heeft alleen aan de linkerkant een zijlicht. Hanrath plaatste, zoals in die tijd gebruikelijk, een wc naast de ingang, zodat bezoekers zich konden opfrissen alvorens het huis verder te betreden. De achterzijde van het huis lijkt geheel symmetrisch, maar ook hier heeft Hanrath de symmetrie op speelse wijze doorbroken. De twee kruisvensters op de verdieping liggen precies symmetrisch, maar op de begane grond ligt de deur naar de tuin net iets uit de middenas. Het informele karakter van het huis wordt hierdoor benadrukt.
De plattegrond
Het huis is toegankelijk via een gecombineerde vestibule en garderobe. De vestibule is voorzien van een wandbetegeling als lage lambrisering. Een zware houten tochtdeur met zijlicht vormt de scheiding tussen de vestibule en de er achter gelegen hall. De hall wordt gedomineerd door een bordestrap uitgevoerd in gebeitst hout met onder het bordes een ingebouwd zitje. Een gekoppeld drielichtvenster zorgt voor voldoende licht in de ruimte. In de hall ligt een eenvoudige, eikenhouten plankenvloer. De ruimte is gedekt door een balkenplafond. Aan de linkerzijde van de woning liggen de dienstvertrekken, bestaande uit een keuken, bergruimte en ruime provisiekast. Aan de rechterzijde liggen de woonvertrekken.
De dienstvleugel heeft een eigen dienstingang en wc. De keuken is een rechthoekige ruimte met aan de lange zijde een nis waarin een kolenfornuis stond, geflankeerd door vitrinekasten. Door het hoge kruisvenster komt veel licht de ruimte binnen en ook de witte wandbetegeling maakt dat het vertrek een lichte indruk maakt. De eetkamer bevindt zich achter de hall en ligt tussen de keuken en de woonkamer in. Dit vertrek biedt tevens toegang tot de tuin. In het vertrek zijn twee vitrinekasten ingebouwd. Van de schoorsteenpartij bleef alleen de schoorsteenmantel bewaard. De woonkamer en ‘kleine’ kamer liggen aan de zuidzijde van het huis. De woonkamer bestaat uit twee delen: het zitgedeelte met normale kamerhoogte en de inglenook met verlaagd plafond, open haard en ingebouwde boeken- en prentenkast. De ladekast voor de prenten loopt door tot aan de servieskast van de eetkamer. Doordat de lades zo diep zijn, kunnen er grote prenten in bewaard worden. De dames Ament hadden klaarblijkelijk zo’n collectie. De kamer heeft een balkenplafond met zware sleutelstukken en een houten fries boven de draagbalk van het verlaagde plafond waarop de spreuk van Vondel is aangebracht. Op de verdieping liggen drie slaapkamers, een badkamer en de zolder. Het bordes van het trappenhuis biedt toegang tot de dienstbodekamer.
De hartjes van Hanrath
De architect P.H.N. Briët (1894-1978) bewonderde de ambachtelijke eenvoud van Hanrath’s landelijke architectuur. In het Bouwkundig Weekblad Architectura schrijft hij: ‘eenvoudig, ja, voor leken, maar wij architecten voelen wel dat alles heusch zoo eenvoudig niet is, en dat heel wat studie hieraan voorafgaat voordat men alles zo raak erin zetten kan.'(24) Hanrath’s scherpe oog voor ambachtelijke details komt duidelijk naar voren in zijn interieurs. Hij maakte nauwelijks gebruik van ornamentiek. De schoonheid van zijn ontwerpen zit in de detaillering, de behandeling van het materiaal en de eenvoudige, maar doeltreffende verhoudingen waarmee hij vertrekken opbouwde. De lambriseringen, deuren en deuromlijstingen en de balkenplafonds zijn van gebeitst hout gemaakt. Ook de ingebouwde bank in de hall en de ingebouwde kasten zijn van gebeitst hout waardoor eenheid in het interieur ontstaat.
Een aantal vaste elementen die Hanrath in vrijwel al zijn interieurs toepaste, komen ook in de Bijlakker voor, bij voorbeeld de typische ‘hartjes van Hanrath’ die uit de platte, houten balusters van de bordestrap zijn gezaagd. In de Bijlakker komen de hartjes alleen hier voor; in andere landhuizen paste hij ze ook toe in de vaste kasten en in de buitenluiken. Hanrath gebruikte de hartjesvorm niet alleen in hout. De messing deurklopper op de voordeur van de Bijlakker heeft ook een hartvorm. Op de ontwerptekeningen van de scharnieren kunnen we zien dat hij ook daar hartjes in verwerkte. Hanrath zorgde ervoor dat elk onderdeel van het interieur in stijl met de rest van het huis was vormgegeven. Constructieve onderdelen kregen nadruk; op verschillende tekeningen heeft hij voor kasten, deur- en raamkozijnen precies aangegeven waar de verbindingen moesten komen. Bij de deurkozijnen zijn het groepjes van vijf (geplaatst als de ogen van een dobbelsteen) en op de trap zijn de verbindingen in een patroon van een driehoek geplaatst.
Alhoewel het overgrote gedeelte van de interieurafwerking bestaat uit gebeitste houten planken, is er nog een materiaalsoort die een belangrijke plaats inneemt in het interieur van de Bijlakker. Dit zijn de wandtegels in de vestibule, keuken en wc’s. Geglazuurde tegels waren sinds de 17de eeuw een geliefde afwerking in het Nederlandse woonhuis. De vestibule is voorzien van een lambrisering van niet- industriële, keramische tegels in tin glazuur. De tegels hebben een centraal decor in de kleuren blauw, geel en licht groen met hoekmotieven zonder omlijsting. Johan Kamermans, werkzaam bij het Tegelmuseum in Otterloo, schrijft in zijn blog van 13 november 2015 dat de tegels in Harlingen zijn gemaakt in de periode 1890-1930. De uit Friesland afkomstige dames Ament zullen de fabriek vermoedelijk hebben gekend. Het decor van de tegels is in de basis 17de-eeuws, maar de Harlinger tegelbakkerij van de familie Tjallingii nam dit patroon na 1890 opnieuw op in de collectie. In de keuken zijn tegels met Bijbelse voorstellingen te zien. Deze tegels zijn tussen 1860 en 1920 in Utrecht gemaakt. Ze zijn te herkennen aan het hoekmotief, de ‘ossenkop’ en aan het tekstvak dat aan de onderkant van de tegel te zien is, een verwijzing naar de betreffende passage uit de bijbel. Aan de korte zijden van de nis is aan de linkerzijde een kat en aan de rechterzijde een hond te zien. De hond stond in de 17de eeuw al symbool voor huiselijkheid en de bewaker van huis en haard; de kat hield het huis vrij van ongedierte. Aan de andere kant van de keuken is een gekooide vogel als tegeldecoratie te zien. Vogels, zoals papegaaien, kanaries en vinken werden in de 17de eeuw vaak gehouden als huisdier. Ze kwamen veel voor op wandtegels zodat mensen zonder huisdier er ook naar konden kijken.
De Bijlakker is een mooi voorbeeld van een huis waarin nieuwe woonbehoeften en eisen van rond de eeuwwisseling zijn geïncorporeerd in een traditioneel huistype: de Gooise boerderij. De plattegrond was geheel toegesneden op de eisen van modern comfort, maar de materialen zoals betegelingen en ongeschilderd hout zorgden voor de landelijke sfeer van de interieurs: dit was voor Hanrath het ideaal van de landelijke bouwkunst.
Noten
- M. van Aalst, ‘Wij hebben met Hanrath een huis gebouwd. Hanrath’s gebouwen in Hilversum’, Albertus Perk (2006) 3, p. 101.
- A.P. Smits, ‘Over het werk van J.W. Hanrath’, Bouwkundig Weekblad Architectura 53 (1932) nr. 30, p. 269.
- Smits 1932 (zie noot 2), p. 269.
- L. Heyting, De Wereld in een dorp, Amsterdam 1994, p. 102.
- ‘Laren’, Hilversumsche Courant, 15-11-1906, p. 4.
- ‘Noord-Hollandsche vereeniging tot bevordering van volkskunst’, Het nieuws van de dag: kleine courant 22-12-1911, p. 1.
- ‘Men meldt ons uit Laren (N.-H.)’, Algemeen Dagblad 13-10-1924.
- ‘Laren’, De Gooi- en Eemlander 16-06-1922.
- ‘Burgerlijk armbestuur’, De Gooische Post 4-10-1924, p. 7.
- ‘Vernieling van natuurschoon op de Torenlaan’, De Gooi- en Eemlander 22-03-1932.
- B.H. Molkenboer (red.), Vondelkroniek 12 (1941), p. 183-184.
- Molkenboer 1941 (zie noot 11), p. 183-184. Eendraght staat voor gelijkgestemdheid, eensgezindheid.
- ‘Eduard Jacobs 70 jaar’, De Gooi- en Eemlander 01-06-1929.
- L. Samama, Alphons Diepenbrock: componist van het vocale, Amsterdam 2015, p. 118.
- ‘Pogingen tot inbraak’, De Gooische Post 2-6-1920, p. 3.
- H. Robbers, ‘J.W. Hanrath’, Elseviers Geïllustreerd Maandschrift 27 (1917) nr. 54, p. 162.
- Van Aalst 2006 (zie noot 1), p. 102.
- Van Aalst 2006 (zie noot 1), pp. 102-103.
- Robbers 1917 (zie noot 16), p. 168.
- J.G. Wattjes, Nieuw Nederlandsche bouwkunst, Amsterdam 1924, pp. 8-9.
- Z. van der Zweth, J.W. Hanrath (1867-1932), Gent 2010, p. 45.
- J.G. Wattjes, Moderne Nederlandsche villa’s en landhuizen, Amsterdam 1931, p. 5, via: Z. van der Zweth, J.W. Hanrath (1867-1932), Gent 2010, p. 45.
- P.N.H. Briet, ‘In memoriam J.W. Hanrath’, Bouwkundig Weekblad Architectura 53 (1932) nr. 30, p. 266-267.