Zwarte handen van het koken!

04/03/2016 door Meindert Stokroos

deel Deel op Facebook Deel op Twitter Deel op LinkedIn Deel via e-mail

Meindert Stokroos schreef in zijn reeks over woontechniek deze keer een blog over het fornuis! Tijdens het veldwerk kwamen wij diverse originele fornuizen van verschillende merken tegen. Eén daarvan werd zelfs nog op kolen gestookt.


 

 

Op een gewone kachel kon je alleen maar een pan of ketel verwarmen. Prima dus voor een waterketel, maar bij het bereiden van een warme maaltijd was het handig achter de kachel een klein ‘kookkastje’ te hebben waarop meer pannen konden staan. In de keuken van de ‘gegoede stand’ stond een speciaal kookfornuis waarop je meer pannen kwijt kon.

 

De bovenkant van zo’n fornuis was een geslepen gietijzeren kookplaat met verschillende kookgaten afgesloten met losse ringen. Onder in de kast van het fornuis bevonden zich een vuurpot waarin een vuur brandde en een ovenruimte voor het bakken en braden. De hete rookgassen circuleerden door het fornuis alvorens door de pijp te verdwijnen; zo kon men ook daarvan de warmte benutten. In veel gevallen bevond zich in het fornuis nog apart een koperen reservoir voor het maken van warm water. Zo’n fornuis, dat aanvankelijk op turf en later op steenkool werd gestookt, moest elke dag opnieuw worden aangemaakt; een klusje voor de keukenmeid.

 

Of het koken op zo’n fornuis allemaal wel zo feestelijk was valt nog te bezien. Gesleep met brandstoffen, stofoverlast door het legen van de asla en het verwijderen van het roet waren zware en vervelende klussen. Rond 1890 werden her en der in den lande tentoonstellingen gehouden die het gebruik van onder meer ‘kooktoestellen voor gas’ propageerden in plaats van het kolenfornuis: ‘Voortaan geen keukenmeiden, die met zwarte handen de spijzen roeren of behandelen, geen aschregen zal voortaan den open kookpot bezoedelen, het ras der onzindelijke keukenmeiden zal allengs uitsterven …’ liet een bezoeker weten. Alhoewel het gasfornuis dus wel in de handel was, werd het pas na de Tweede Wereldoorlog de norm.

 

Mooi waren ze in ieder geval wel. De schrijfster Clare Lennart herinnerde zich het oude exemplaar bij haar thuis nog goed: ‘Alles aan dat fornuis blonk. Het ijzer had een blauwachtige glans door het vele schuren, de koperen knoppen en richels, de stang die het omringde, het koperen waterreservoir waaruit je altijd warm water kon tappen, gaven aan het geheel iets feestelijks’.

 

Wat voor fornuis je ook in de keuken had staan, het vergde allemaal toezicht. Halverwege de jaren dertig van de vorige eeuw werd echter het ideale keukenfornuis gepresenteerd dat ‘dag en nacht brandt zonder toezicht’: het Aga-fornuis, ontwikkeld door de Zweedse natuurkundige en Nobelprijswinnaar Gustaf Dalen.

 

Het Aga-fornuis werd met een uitgebreide reclamecampagne in de markt gezet. Het was bijzonder zuinig en kon met cokes of antraciet worden gestookt. Verder was het geïsoleerd tegen warmteverlies en werd de luchttoevoer automatisch geregeld. De verbrandingsgassen verwarmden slechts twee kookplaten en daarop konden gerechten alleen aan de kook worden gebracht; ze moesten vervolgens in de oven gaar worden. De brandstof moest twee maal per etmaal worden bijgevuld. Wanneer ze niet in gebruik waren werden de kookplaten afgesloten met goed isolerende deksels.

 

Alom werd de loftrompet gestoken over dit fornuis, maar – hoewel de bedrijfskosten zeer laag waren – was het fornuis gewoon erg duur in de aanschaf.

 

Nederlandse fabrikanten probeerden mee te liften op het succes van de Aga. Eind jaren dertig kwam de Bredase kachelfabriek De Etna met het ‘ETNA Dag en Nacht Doorbrand Fornuis N 8258 D’ op de markt. Dit was een doorbrandend kolenfornuis dat duurzaam en zeer spaarzaam zou zijn. Uit de verdere inhoud van het reclamemateriaal blijkt dat men bij De Etna goed had gekeken naar het Aga-fornuis. Hoe het met de vinding van De Etna is afgelopen is mij niet bekend. Hoe dan ook bleef het behelpen met het aanvoeren van de brandstoffen en zwarte handen bleven dan ook aan de orde van de dag!

 

Literatuur:

G. de Clercq, Kachels en haarden, Amsterdam 1936

W.H. Groot en E.M.M. Lammen, In en om de keuken, Rotterdam/’s-Gravenhage 1947

M. Stokroos, Verwarmen en verlichten in de negentiende eeuw, Zutphen 2001

A.H. van Otterloo, Eten en eetlust in Nederland (1840-1990), Amsterdam 1990

 

 

deel Deel op Facebook Deel op Twitter Deel op LinkedIn Deel via e-mail

Blijf op de hoogte via e-mail

Vul uw e-mailadres in om bericht te krijgen bij nieuwe blog- en nieuwsberichten op deze website.

Geslagen keukenfornuis in het huis Van de Weg in Blaricum. Bij deze fornuizen waren versieringen niet ‘op hun plaats’. De deuren werden afgewerkt met lijstraampjes van halfrond of plaat ijzer (foto: BMBeeld 2015).

Advertentie van fornuizenfabriek Hunck en Zoon in het Kookboek van de Amsterdamse huishoudschool (1916). Het bedrijf hield zich daarnaast  bezig met centrale verwarming door stoom, water en lucht, warmwatervoorziening en installeerde man badinrichtingen.

Het Aga-fornuis had aanvankelijke een crème kleur. ‘Het is bijna niet te begrijpen dat een man dit fornuis heeft uitgevonden, zozeer is rekening gehouden met alle mogelijke verlangens van de huisvrouw’ volgens mevrouw W.S. Bruisma-Repko in 1938. De fornuizen worden nog steeds gemaakt. In: M. Moussault-Veegens (red.), Practisch huishouden, Amsterdam 1938.

De Aga in de keuken van het huis van de familie Bouvy uit 1903 in Bussum. Alles in het Aga-fornuis is goed geïsoleerd om warmteverliezen te voorkomen. De kookplaten worden als ze niet in gebruik zijn afgesloten met isolerende deksels (foto BMBeeld 2016).

Doorbrandfornuis van De Etna uit Breda. Een Nederlands antwoord op het Aga-fornuis (Afbeelding uit catalogus O.D.L.Z. uit juli 1939).

Kinderen zetten hun grote klompen bij het geëmailleerde fornuis, opname begin december 1939 (Website fotoleren.nl).