The floor is yours! Best practices van bewoners van een monumentaal interieur
24/02/2017 door Marlieke Damstra
Interview met de mede-eigenaar van huis De Cranenburgh
Wie is een betere raadgever als het gaat om het bewonen van een monumentaal interieur dan de eigenaren die dit al jaren met veel plezier en enthousiasme doen? Veel mensen denken bij het kopen van een oud huis, ‘is het een monument? dan liever niet’. Zij zouden eens te rade moeten gaan bij eigenaren die verliefd zijn geworden op een huis, juist omdat het monumentale waarden heeft! Grijp nu deze kans en lees mee, want de Stichting Historische Interieurs in Amsterdam is begonnen met een serie interviews die de ervaringsdeskundigen zelf aan het woord laat onder het motto: the floor is yours! Elk kwartaal verschijnt een nieuw verhaal, speciaal voor eigenaren van monumentale interieurs (en zij die er altijd van droomden zo’n gelukkige eigenaar te worden). Deze keer interviewden wij Mechteld Sloet, de trotse bewoonster van huis De Cranenburgh in Haarlem dat nog steeds in eigendom is van de familie. Zij heeft het huis helemaal zelf opgeknapt nadat het jaren lang was verwaarloosd. Zelfs het huisarchief en enkele van de meubelen die haar oma bij de firma H. Pander & Zonen had gekocht bleven behouden. Voor het huizenportret over huis De Cranenburgh: klik hier.
‘Als je het karakter van het huis herkent ga je er vanzelf van houden’
Wanneer bent u weer in uw ouderlijk huis gaan wonen?
Dat ik de mogelijkheid kreeg om weer in mijn ouderlijk huis te gaan wonen, was puur toeval. Toen mijn ouders in 1966 met hun vier kinderen vertrokken naar Brabant, hebben zij het huis altijd in bezit gehouden en in twee aparte delen verhuurd. In 1982 kwam een van de twee delen leeg te staan; ik studeerde op dat moment in Amsterdam en ging stage lopen in Haarlem en had dus een onderkomen nodig. Ik ben hier gaan wonen en nooit meer vertrokken. Het huis is dus altijd in de familie gebleven en in twee delen verhuurd.
U vertelde dat het een feest is om in De Cranenburgh te wonen, waarom vindt u dat?
Mijn wortels liggen in dit huis. Ik heb opa en oma meegemaakt toen zij hier woonden en mijn moeder is hier opgegroeid. Bovendien zijn mijn broers, zussen en ik hier geboren en hebben hier tot 1966 gewoond. Ik herinner me nog goed het kattenkwaad dat we uithaalden toen we klein waren. Het achterste gedeelte van het huis met onder andere de salon en de naaikamer was vroeger het domein van mijn oma. De deur vanuit de ‘hall’ naar haar kamers noemden we het ‘ijzeren gordijn’. De gang die haar kamers verbond, had een ‘kraakje’ waardoor we oma altijd konden horen aan komen en ons dan snel in kasten konden verstoppen. Dit kraakje zit nog steeds in de vloer; ik denk nog vaak met veel plezier aan die tijd terug.
Wat is uw advies aan (nieuwe) huiseigenaren die beginnen met het opknappen van hun monumentale interieurs?
Heb oog voor het karakter van het huis en probeer dat te respecteren en het zo op te knappen dat het bij het huis past. Elk huis heeft zijn beperkingen, maar wanneer je het karakter herkent, dan zal je ervan gaan houden. Ik heb mijn keuzes bij het aanpassen van het huis zo gemaakt dat het karakter van het huis behouden is gebleven. Ik heb pas na enige tijd waardering gekregen voor de wandtegels. Elke kamer in het huis heeft een andere kleur schilderwerk, maar de tegels hebben overal dezelfde beige kleur. Het is grappig, want de tegels passen zich aan de kleur van de omgeving aan, zodat ze nu eens groenig en dan weer rozig lijken. Het is een tegel met potentie zou je kunnen zeggen.
Als je naar de wc gaat, kijk dan ook even naar de stortbak, die heb ik teruggebracht. De loodgieter had er twee bij de sloop gevonden, die heb ik overgenomen voor een fles whisky. De oude trekker heb ik van een vriendin gekregen. Zij had hem op de rommelmarkt gevonden.
Hoe trof u het huis in 1982 aan?
Het huis was een grote bouwval en een puinzooi, want er was zestien jaar niets aan gedaan. Ik heb het stap voor stap opgeknapt, vaak samen met vrienden. En hun kinderen hielpen ook mee met bijvoorbeeld het behang van de muren trekken. Ik heb het huis kamer voor kamer aangepakt; alle vieze vloerbedekking weggehaald en heel voorzichtig de verflagen van de tegels gekrabd met een scheermesje. Alle deuren hadden bijvoorbeeld andere deurklinken, maar gelukkig vond ik de oude deurklinken terug in de kelder. Ik ging op zoek naar de oorspronkelijke materialen en kleuren. In de slaapkamers lag nog de linoleum vloerbedekking uit de bouwtijd. Het kwam uit Amerika en was makkelijk schoon te houden. Helaas was de coating versleten en liepen de kleuren bij het dweilen door elkaar heen. Bovendien kwam er een gasachtige lucht vrij. De vloeren moesten dus worden vervangen. Ik heb gekozen voor een vloerbedekking van kurk, omdat dat qua structuur op linoleum lijkt.
De oorspronkelijke kleuren op de wanden waren erg donker, met name in de keuken. Oma had hier voor het aller donkerste groen gekozen. Ze hield niet van koken en vond dat de keuken moest worden weggestopt. Dit was het domein van Nella en Berta, de huishoudsters uit Brabant. Ik heb het houtwerk een lichtere kleur groen gegeven dat wel dezelfde sfeer heeft als het donkere groen. Hierdoor heeft de keuken een lichter karakter gekregen en zit ik er nu graag. Het groene granito aanrecht was gebarsten en had gaten in het oppervlak, maar kon desondanks worden opgeknapt. De Italiaanse firma Pipolo uit Haarlem is gespecialiseerd in het materiaal en heeft het vakkundig gerestaureerd door de scheuren en gaten op te vullen met een granitomengsel. Er zit nu nog steeds een rechte scheur in het blad bij de wasbak. Deze heeft er altijd al gezeten, wat erop duidt dat het blad in de bouwtijd waarschijnlijk met een aanlegfout is gemaakt.
De oude badkamer is in zijn geheel bewaard gebleven, inclusief het sanitair (geleverd door de Amsterdamse firma J.G. Korsten) en de ingebouwde kasten. Het bad zit in een betegelde ombouw. Omdat het gietijzeren bad was verroest heb ik het laten vervangen door een nieuw gegoten bad. Maar de firma Repabad had de afmetingen verkeerd ingeschat waardoor het bad niet langs het zeepbakje kon dat is ingemetseld in de muur. Ze zeiden: ‘we halen dat zeepbakje wel weg’ en toen zei ik: ‘nooit! Maak maar een luikje in het bad zodat het er langs kan’.
U heeft nog een uitgebreide documentatie van het huis. Hoe is die bewaard gebleven?
Heel veel stukken van de bouw (tekeningen, bestekken, rekeningen, correspondentie etc.) zijn bewaard gebleven en vormen een belangrijke basis voor de verbouwingen. Ik kan precies achterhalen waar mijn opa en oma de deurkrukken hebben gekocht, waar het behang in de salon is besteld (bij de firma H. Pander & Zonen MD) en waar de tegels uit de keuken vandaan komen. Mijn oom heeft de documenten die door oma waren bewaard op zijn zolder gevonden. Het is een grote stapel documenten. Uit de documentatie kwam ook naar voren dat mijn oma een belangrijk stempel heeft gedrukt op de bouw van het huis. Zo vond ze bijvoorbeeld een traditioneel puntdak ‘niet nodig’ en zei: ‘ik vind het wel leuk zonder dak’. Onder andere aan deze beslissing heeft De Cranenburgh zijn, voor die tijd moderne, vooruitstrevende aanblik te danken.
Uw oma klinkt als een sterke vrouw en zeer vooruitstrevend voor haar tijd
Dat klopt. Opa had het witte huis gekocht om daar zijn notariskantoor te houden. Het was de bedoeling dat het gezin op de bovenste etages zou gaan wonen. Oma zag dit niet zitten en er werd besloten een nieuw woonhuis te bouwen dat praktisch was en van alle gemakken voorzien. Oma had de regie in handen; de ontvangstvertrekken werden representatief ingericht, maar de dienstvertrekken, slaapkamers en badkamers moesten vooral praktisch en eenvoudig zijn. Oma was een modern mens; ze was nieuwsgierig en las encyclopedieën, ze was eigenzinnig en goed op de hoogte wat er in de wereld gebeurde. Ook ging ze veel op reis, met chauffeur en gouvernante, maar zonder opa want die gaf daar niet zoveel om. Hij zei dan altijd: ‘dat is goed mijn kind.’ Het was haar grote frustratie dat ze nooit een beroep heeft gehad. Dat betekende overigens niet dat ze thuis bleef. Ze heeft onder andere het eerste katholieke meisjeslyceum in Haarlem opgericht, het Sancta Maria. Ze vond het belangrijk dat haar dochter (mijn moeder) wel ging studeren en gaf haar de keuze tussen een eigen woning in haar studentenstad Leiden, of een autootje waarmee ze heen en weer kon pendelen. Haar broer en mijn moeder kozen voor de auto en kregen samen een ‘Peche Melba’. Het moet een opzienbarende bedoening zijn geweest om die twee samen in een auto met open dak door Leiden te zien scheuren. Mijn moeder kreeg uiteindelijk dezelfde frustratie als oma, want ondanks dat ze gestudeerd had om notaris te worden, werd ook zij na de Tweede Wereldoorlog nog geacht haar studie in de rechten op te geven zodra ze ging trouwen.
In welke kamer zit u het liefst?
Ik begin mijn dag altijd in mijn werkkamer, want deze ligt naast de slaapkamer. Aan het einde van de middag verhuis ik naar de huiskamer (voormalige salon). Mijn bezoek ontvang ik graag in de keuken. Ik houd erg van koken en het is een heerlijke plek om samen te zitten en te borrelen.