Er is meer dan geld verdienen en oorlogvoeren
25/09/2015 door Barbara Laan
De dorpen Laren en Blaricum waren aan het eind van de 19de en begin 20ste eeuw het toevluchtsoord van kunstenaars en wereldverbeteraars. In die tijd was er maatschappelijk verzet tegen uiteenlopende zaken als: de onderdrukking van arbeiders, het materialisme van de kapitalistische samenleving, de industrialisatie en de bekrompen moraal. Vrouwen wilden zich emanciperen, socialisten streefden naar een politieke omwenteling en antimilitaristen maakten bezwaar tegen de dienstplicht. Volgens Louis Couperus verzamelden zich in Laren en Blaricum ‘alle zielen die voelen dat er nog iets anders en beters in de wereld is dan geld verdienen en oorlog voeren’. Rond de eeuwwisseling groeide de behoefte aan een eenvoudig leven op het ‘onbedorven’ platteland en ontstonden alternatieve leefgemeenschappen. De ‘huttencultuur’ leverde een apart soort architectuur op.
De architect Theo Rueter had drie waarden waar hij zijn hele leven aan heeft vastgehouden, zowel voor wat betreft zijn levensstijl, als zijn begrip van de architectuur: eenvoud, harmonie en doelmatigheid. Deze waarden hadden zich gevormd toen hij zich in 1901 aansloot bij de kolonie van de Blaricumse Broederschap, onderdeel van de Internationale Broederschap van de Christen-anarchisten. Deze gemeenschap had in navolging van de Russische schrijver Tolstoj (1828-1910) als doel het leiden van een eenvoudig, gemeenschappelijk en bescheiden leven op het platteland. De leden waren geheelonthouder, antimilitaristisch en voorstander van een vrij huwelijk. De broederschap was zelfvoorzienend en de leden leefde samen in één gemeenschapshuis. Het terrein van de Broederschap lag aan weerszijde van de Torenlaan, de weg tussen Laren en Blaricum, en bestond uit een huis en een aantal landbouwgronden. Toen Rueter lid werd, besloot de gemeenschap om het wonen in één huis op te geven en voor de afzonderlijke families kleine hutten te laten bouwen, bestaande uit één bouwlaag en een zadeldak met een laag afhangende rieten kap en eventueel aan de voor- en/of achterzijde een wolfseinde. Rueter heeft een aantal van deze primitieve huisjes ontworpen. Hij werd uiteindelijk de ‘koloniearchitect’ en bouwde een bakkerij en drukkerij op dezelfde landelijke wijze; de gebouwen werden opgetrokken uit houten planken en kregen een rieten dak. Uiteindelijk zou de Blaricumse Broederschap in 1903 uiteenvallen. Rueter was echter daarvoor al uit de gemeenschap gestapt omdat er veel werd geruzied. Hij kocht een stuk grond aan de Noolseweg en bouwde daarop zijn eigen huis. In 1927 bouwde hij naast zijn eigen huis ‘The Golden West’, onderwerp van het tweede huizenportret.
Literatuur
Lien Heyting schreef over de kunstenaars en wereldverbeteraars in het boek: De wereld in een dorp, Amsterdam 1994.