Eduard Jacobs en zijn ‘Larensche vrouwen’
08/01/2016 door Marlieke Damstra
In huis De Bijlakker in Laren is beeldhouwwerk van de Amsterdamse kunstenaar Eduard Jacobs (1859-1931) te zien. Vermoedelijk heeft hij ook het beeldhouwwerk voor huis Van de Weg in Blaricum verzorgd. Jacobs maakte voornamelijk beelden die onderdeel vormen van het interieur of exterieur, het zogenaamde bouwbeeldhouwwerk. Hij staat bekend om de vele versies die hij maakte van het thema ‘Larensche vrouw’; deze beelden waren geïnspireerd op vrouwen in Larense klederdracht.
Jacobs werd opgeleid in de handel en had daarnaast een voorliefde voor de beeldhouwkunst. Op 22-jarige leeftijd besloot hij avondlessen te nemen bij de Amsterdamse beeldhouwer P.E. van den Bossche (1849-1921). Dit beviel zo goed dat hij zijn baan in de handel opzegde en vanaf 1882 in dienst trad bij de firma Van den Bossche & Crevels. Na een jaar vertrok hij naar Brussel om daar aan de ‰cole des Beaux-Arts te gaan studeren. Jacobs won in 1888 de Prix de Rome, waarvoor hij een medaille ontving en subsidie om in het buitenland verder te kunnen studeren. Hij vertrok eerst naar Parijs, om achtereenvolgens voor een korte periode in Florence, Rome, Napels en Pompeï te verblijven.
Bij terugkomst in Nederland brak een moeilijke periode aan voor Jacobs. Hij was opgeleid in de traditie van de ornamentele, historiserende beeldhouwkunst; deze stijl was echter rond 1894 wat ouderwets geworden. Door gebrek aan werk was Jacobs genoodzaakt om als uitvoerder voor zijn vriend Lambertus Zijl (1866-1947) aan de slag te gaan. Zijl maakte Jacobs bekend met de Nieuwe Kunst. Later zou Zijl bekend worden als één van de eerste expressionistische beeldhouwers in Nederland. Hij vertrouwde zijn vriend veel opdrachten toe; zo raakte Jacobs onder andere betrokken bij de uitvoering van het beeldhouwwerk van De Beurs in Amsterdam en een verzekeringsgebouw in Leipzig, beide ontworpen door H.P. Berlage (1856-1934). Jacobs maakte onder leiding van Zijl kennis met het expressionisme, leerde nieuwe technieken en maakte zich het werken in steen eigen.
Nadat hij uit Leipzig terugkwam in Nederland, vestigde hij zich in 1903 in Laren. Dit bleek een goede beslissing, want het werk stroomde vanaf dat moment binnen. Eén van zijn eerste opdrachten werd gegeven door de Gooise architect J.W. Hanrath; voor huis De Bijlakker in Laren moesten een gevelsteen en twee trappaalsculpturen worden ontworpen en uitgevoerd. De samenwerking beviel blijkbaar goed, want Jacobs heeft nog voor zesentwintig andere Hanrathhuizen het beeldhouwwerk verzorgd. Op zijn beurt ontwierp Hanrath in 1904 voor Jacobs een atelierwoning aan het Zevenend in Laren. In 1912 maakte Jacobs een nisbeeld van Hendrick de Keyser voor het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Jacobs was erg belangrijk voor Laren en voor het Gooi, zo blijkt uit een krantenbericht uit de Gooi- en Eemlander (10-06-1929). Hij had verschillende beeldhouwwerken voor het dorp gemaakt in de zesentwintig jaar dat hij inmiddels in Laren woonde. In 1906-1907 maakte hij de Van Wulfenbank ter ere van de dorpsonderwijzer Johan van Wulfen (1838-1912) en de Mauvepomp, een monument voor de schilder Anton Mauve (1838-1888). Beide staan nog steeds op De Brink. Vanaf 1910 was hij bovendien docent aan de Larensche Kunstschool.
Jacobs werd ter ere van zijn zeventigste verjaardag op 8 juni 1929 gehuldigd. Een enorme eer natuurlijk, maar Jacobs was een bescheiden man en wilde niet dat er een groot feest zou komen; een kleine receptie in zijn atelier aan het Zeveneind was voor hem voldoende. De gemeente bood hem een bronzen afgietsel aan van één van zijn belangrijkste werken ‘Een Larensch Vrouwtje’.
Literatuur
H. den Hartog Jager et. al., Prix de Rome MDCCCVIIIMMVIII, Amsterdam 2008, p. 116.
J.S.H. Kever, ‘De beeldhouwer Eduard Jacobs’, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 23 (1913) nr. 45, pp. 113-122.
Y. Koopmans, Muurvast & gebeiteld. Beeldhouwkunst 1840-1940, Rotterdam 1997 [diss.], pp. 94-95, 293-294.