De Gooische Moordenaar
19/06/2015 door Marlieke Damstra
Het Gooi was tot ver in de 19de eeuw een geïsoleerd gebied. Er waren enkele wegen die in de loop van de eeuw werden verbeterd, maar reizen bleef een kostbare en tijdrovende bezigheid: te voet, te paard, per boot of met een rijtuig. De bereikbaarheid van het Gooi werd sterk verbeterd door de aanleg van de Oosterspoorweg in 1874. De treinverbinding liep van Amsterdam naar Hilversum en duurde circa 32 minuten. Reed de trein via Naarden-Bussum, dan duurde het 45 minuten voordat de trein in Hilversum aankwam. Ter vergelijking: v³³r die tijd was je een halve dag onderweg om per diligence van Amsterdam naar Utrecht te komen. Hoewel de bereikbaarheid van de Gooise dorpjes dus enorm verbeterde was met de komst van het spoor het probleem nog niet helemaal opgelost. Alleen de gebieden rondom de stations, vooral Hilversum en Bussum, profiteerden aanvankelijk van de nieuwe spoorwegaanleg.
De op kolen gestookte stoomtrams boden uitkomst. In 1881/1882 werd de eerste stoomtramverbinding in het Gooi aangelegd. Zo werden ook de Gooise dorpen onderling met elkaar verbonden. De Gooische Stoomtram Maatschappij N. V. legde twee sporen aan, een lijn vanuit Amsterdam naar Laren met als tussenstations Muiden en Naarden en een kortere route tussen Hilversum en Huizen met Laren als tussenstop. De verbinding bestond uit een enkel spoor met een wisselpunt op een aantal plaatsen. Over de plaatsing van het spoor had men niet goed nagedacht. De spoorlijn lag op of direct naast de openbare weg, waardoor de tram de weg met het andere verkeer moest delen, ook met de voetgangers.
Dit vroeg natuurlijk om problemen. In de eerste plaats waren voetgangers nog niet gewend om op voertuigen te letten die snel en bovendien niet wendbaar waren. Bij het oversteken kon men hoogstens opgeschrikt worden door een paard en wagen, maar deze kon gemakkelijker uitwijken. De stoomtram denderde door een dorp met de relatief hoge snelheid van circa 15 kilometer per uur. Dat mensen niet op de tram bedacht waren, blijkt uit een verhaal uit 1923 waarbij een dronkaard onder de tram kwam. Hij liep op klaarlichte dag door Laren en kwam met zijn been onder de tram terecht. Omstanders schoten te hulp, maar de dronkaard begon ongecontroleerd te lachen. Wat was er gebeurd? Zijn houten been was onder de tram terecht gekomen. Zijn goede been was gelukkig ongedeerd; hij moest alleen een nieuw houten been kopen! Het plaatsje Naarden had al eerder een oplossing voor dergelijke ongevallen gevonden. De tram mocht alleen stapvoets door het dorp rijden. De conducteur liep voor de locomotief uit en zwaaide met een rode vlag om voorbijgangers te waarschuwen. Naarden hield ook rekening met de huisvrouwen. Het vuur van de stoomtram mocht niet worden opgestookt als deze door het dorp kwam, want de huisvrouwen hadden een hekel aan zwartberoete gordijnen: milieuhygiëne uit de oude doos!
De ongelukken met de stoomtram hadden soms een dodelijk afloop. In 1927 botsten twee trams frontaal op elkaar bij de wisselplaats ‘De Gooische Boer’. Het echtpaar Lisser was opslag dood, hun zoon was zwaar gewond en twee andere passagiers overleden kort daarna in het ziekenhuis. De Laarder Courant wist een dag na het ongeval te melden dat het ongeluk te wijten was aan een communicatiefout. Ook was het volgens de krant niet de eerste keer dat een dergelijke ramp met een soortgelijke oorzaak plaats vond. Vandaar dat de stoomtram in de volksmond de ‘Gooische Moordenaar’ werd genoemd!
Literatuur
Een lezenswaardige studie over de ontwikkeling van het Gooi is het boek van J. de Haan, Gooische villaparken. De ontwikkeling van het buiten wonen in het Gooi tussen 1874 en 1940 uitgegeven in 1990. Zie ook De Gooische Moordenaarvan W.I. Engel uit 1981.