Afbraakhuizen in Naarden
24/06/2016 door Henriette van Zwet
Binnen de Naardense ‘Verboden Kringen’ legde de vermogende aannemer G.A.E. Sandtmann begin 1900 de Sandtmann- en Nagtglaslaan aan en bouwde er houten villa’s. Hij was eigenaar van De Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen ‘Zeker Bezit’. Deze huizen waren van hout omdat het schootsveld vanuit de stad Naarden vrij moest blijven.
Rond het dorp Bussum zijn vijf zogenaamde Verboden Kringen aangelegd om de nabijgelegen vesting Naarden te beveiligen. Deze Verboden Kringen beperkten vooral de stad Naarden in huizenbouw en stadsuitbreiding. Naarden profiteerde daarom niet of nauwelijks van de komst van de forensentrein in 1874 op station Naarden-Bussum in tegenstelling tot Bussum. Na de komst van het spoor veranderde Bussum in een welvarende villagemeenschap.
Voorafgaand aan deze periode was juist Naarden een rijke stad; de enige stad tussen de dorpen in het Gooi. Dankzij stads- en marktrechten sinds 1300, trok Naarden een welvarende elite aan van kooplui, handelaren, notabelen, intelligentsia en ondernemers. Zij leefden van weverij en wolspinnerij, export naar Hanzesteden en tolinkomsten uit de trekvaart tussen Amsterdam en het Duitse achterland.
De vesting Naarden is vele malen belegerd, geplunderd en de omwalling verwoest. Maar dankzij de inzet van Gooise boeren, de Erfgooiers, werd de vesting steeds weer herbouwd en daarbij gemoderniseerd. De Erfgooiers werkten tevens bij de zandafgravingen om het inundatiegebied voor de Hollandse Waterlinie te optimaliseren. Zandverkoop bracht veel op voor Naarden: de kosten voor de inzet van de boeren waren nihil. De Erfgooiers leden ook onder de belegeringen van Naarden. Legers verwoestten hun akkers, eisten inkwartiering en plunderden hun schamele woningen. Kortom; het rijke Naarden was toen een slechte buur.
Vanwege de Frans-Duitse oorlog eind 19de eeuw bepaalde het Ministerie van Oorlog dat Naarden haar eeuwenoude verdedigingstaak van met name Amsterdam moest optimaliseren. Zij stelde daartoe de Kringenwet (1853) en de Vestingwet (1874) in. Mede met het oog op troepentransport is toen de spoorlijn aangelegd, echter niet te dicht bij de vesting om snelle bereikbaarheid van de vesting door de vijand te voorkomen. Wel dichtbij genoeg om bestreken te kunnen worden door het geschut vanaf de vestingwallen.
Binnen het vrije schootsveld mocht beperkt gebouwd worden tot opheffing van de Kringenwet in 1926. Tot 300 meter vanaf de wallen was elk bouwwerk verboden. Tussen de 300 en 600 meter was houtbouw toegestaan, snel af te branden of af te breken bij nadering van de vijand. Stenen fundering, schoorsteen en dakbedekking was toegestaan. Dat gaf ruimte om de Nieuwe Hollandse Waterlinie tussen Naarden en de Vecht ter verdediging te inunderen. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zijn binnen de Naardense Kringen vele huizen gesloopt, bomen in Naardens kwekerijen gekapt en land geïnundeerd. Echter Sandtmanns huizen bleven gespaard en zijn tot op heden intact. Vooral de 30 twee-onder-een-kaphuizen in de Sandtmannlaan zijn fraaie voorbeelden van deze ‘afbraak’-architectuur.
Na de Eerste Wereldoorlog, rond 1920, zijn binnen de Naardense Kringen houten huizen gebouwd door architect W. Dudok langs de Godelindelaan, door architect H. Wijdeveld langs de Thierensweg en door de Bussumse architecten H. Everts en H. van Eijden. Naarden werd pas net zo welvarend als Bussum na de opheffing van de Kringenwet en de vestingfunctie in 1926. Toen was stenen huizenbouw toegestaan binnen de voormalige Verboden Kringen en vestigden welvarende forensen zich in de villawijken van Naarden uit de jaren ’30.